Ysaÿe; Sonates voor soloviool nr. 1-6 op. 27. Frederieke Saeijs. Linn CKD 536 (78’). 2014
Hoewel er voor soloviool vóór Bach al mooie stukken zijn geschreven, volgden sinds die tijd heel wat componisten in zijn voetspoor met gelijksoortige werken, vooral eind negentiende- en in de twintigste eeuw: door Bacewicz, Bartók, Debisov, Hartmann, Henze, Hindemith, Johnstone, Prokofiev, Reger, Sessions, Shchetynsky, Skalkottas en Tubin bijvoorbeeld. In dat selecte gezelschap hoort ook Eugène Ysaÿe thuis.
Net als Reger en Bartók probeerde hij niet de invloed van Bach te verbloemen. Hij gebruikte zelfs de beroemde Prelude uit de Partita in E in het eerste deel van zijn tweede sonate. De belangrijkste aanleiding voor deze solosonates was een Bachrecital van Joseph Szigeti; daarna werden in de zomer van 1923 gedurende één etmaal hard zwoegen alle zes sonates geconcipieerd. In de daarop volgende weken werden aanpassingen en herzieningen aangebracht en in 19245 werden ze gepubliceerd met elk een opdracht aan Zzigeti, Thibaud, Enescu, Kreisler, Crickboom en Quiroga.
In 1982 was Oscar Shumsky de eerste die meteen voor een nog altijd maatgevende opname van deze werken zorgde (Nimbus NI 7715). De afgelopen acht jaar (we schrijven november 2015) verscheen een hele reeks nieuwe opnamen van deze kennelijk sterk in de belangstelling geraakte sonates. We ontmoeten daarbij onder meer Alina Ibragimova (Hyperion CDA 67993), Tai Murray (Harmonia Mundi HMU 90.7569), Tedi Papavrami (Zig-Zag Territoires ZZT 342), Karl Stobbe (Avie AV 2310), Tianwa Yang (Naxos 8.572995), Kristóf Baráti (Brilliant Classics 946), Wanchi Huang (Centaur CRC 3253), Judith Ingolfsson (Genuin GEN 1120-2), Rachel Kolly d’Alba (Warner 2564-83855), Fanny Chamagirand (Nascor NS 03), maar ook Thomas Zehetmair (ECM 472.687-2) en Leonidas Kavakos (BIS CD 1046). Wat natuurlijk opvalt, is het grote aantal dames in dat gezelschap.
En nu voegt Frederieke Saeijs zich met veel overtuigingkracht bij dat deels eminente, deels ook bekendere gezelschap. Ze speelt heel levendig en verbeeldingsvol op de Guarneri Reine Elisabeth, elegant in de volle akkoorden van de sonate nr. 1, opgewonden in nr. 2, transparant en soepel in nr. 4 en flirtend in nr.6. De melodieën vloeien naadloos, het klankpalet is rijk gevuld, rubati klinken organisch. Aan expressieve verbeelding mankeert het geen moment. Er worden risico’s genomen. Wie wil vergelijken met een of meer van de bovengenoemde alternatieven zal gauw moeten vaststellen dat Frederieke Saeijs in hun midden een voortreffelijke indruk maakt.
Mooi is ook dat ze op het steeds prestigieuzer Engelse label Linn verschijnt en een aardig detail is dat ze in de Filharmonie in Haarlem door twee van mijn ex muziekregistratie studenten van het K.C. in Den Haag keurig is opgenomen. Een beter, beklijvender cd debuut kunnen noch de violiste, noch de luisteraar. verlangen.