CD Recensies

XENAKIS: KAMERMUZIEK

Xenakis: Evryali; Mikka; Mikka S; Keren; Ikhoor; Dikhthas. Bas Vliegers (v), Gijs Kramers (va), Saartje van Camp (vc), Koen Kaptijn (tr) en Nora Mulder (p). BVHaast CD O27 (51’35”). 2007.

 

Eigentijdse muziek staat vaak bloot aan kritiek omdat deze ontoegankelijk, elitair en intellectualistisch zou zijn. Kan wezen en menige techniek die door componisten uit het recente verleden is gebruikt, is veel verschuldigd aan mathematische procedures. Voor Xenakis met zijn voorkeur voor Gaussverdeling, Markovische ketens en speltheorie geldt dit in het bijzonder. Maar hoeveel luisteraars zijn zich volkomen bewust van de techniek die aan een fuga van Bach of de werkwijze van Beethoven bewust? Al is dit mogelijk een oversimplificatie, het is wel verstandig om bij het luisteren naar deze muziek alle vooroordelen opzij te zetten, ook al kan men zich in zijn achterhoofd bewust blijven van ’s componisten achtergrond als architect en mathematicus.

Xenakis kan een alchemist zijn die met zijn muziek een haast tastbaar, fysiek effect op de luisteraar oproept. Hij rekte de muziek in alle richtingen op terwijl hij alles van multimedia via klankspektakel tot primitivisme absorbeerde. Zijn grootschalige werken hebben een hoog soortelijk gewicht en vergen veel van de luisteraar. Kleinschaliger, maar niet minder virtuoze instrumentale werken, zoals hier verzameld, vormen een goed uitgangspunt voor de luisteraar die met dit idioom vertrouwd wil raken.

Vooral in zijn werken die – zoals de hier vastgelegde – na 1970 ontstonden, paste Xenakis niet langer zijn strikt mathematische procedures meer toe om het kader van de muziek te bepalen. Hier is hij expressionistischer, maar zijn muziektaal is nog steeds abstract.

Evryali voor pianosolo uit 1974, ooit een paradepaardje van Claude Helffer die er een opname van maakte (Montaigne MO 782137). Het werk heeft een lyrische inslag ondanks de toccata achtige stuwende vaart.

Mikka (1972) en Mikka S (1975) voor vioolsolo bezitten ook een nogal rusteloze, gemotoriseerde energie die voortdurend contrasteert met verfijnde snoriteit.

Keren (1986) voor trombonesolo, ooit prominent op het repertoire van Christian Lindberg (BIS CD 388), wordt duidelijk dat dit instrument solistisch nog heel anders te behandelen valt dan in Berio’s Sequenza V.

Ikhoor (1978) voor strijktrio is vervuld van harde sequensen en obsessief herhaalde ritmen. De gecontroleerde energie van het werk herinnert haast aan de late strijkkwartetten van Bartók.

Dikhtas voor viool en piano betekent dubbel of duel. Hier onderzoekt de componist de beide totaal verschillende kwaliteiten van deze instrumenten door ze nu eens in conflictsituaties te brengen en dan weer ze tot eenheid te mengen.

De vertolkingen getuigen stuk voor stuk van veel toewijding en kunnen. De opname als zodanig is ook bijzonder goed geslaagd. Bij alle waardering valt slechts één manco te signaleren. De strakke vormgeving van de verpakking oogt fraai, maar er is geen letter toelichting, gegevens over de uitvoerenden mankeren eveneens als een vermelding van de (nogal) korte speelduur en de datum/locatie van de opname. Deze gangbare informatie is wèl te vinden op de website van het ensembke www.zeventignegentig.nl. Voor een komende nieuwe Xenakis cd wordt de vertrouwde info weer op gangbare wijze bij de cd geleverd.