CD Recensies

XENAKIS: PERSEPHASSA, REBONDS, EONTA, OKHO E.A.

Xenakis: Plektó voor ensemble; Eonta voor piano, 2 trompetten en 3 trombones; Akanthos voor sopraan en ensemble; Rebonds A, B voor slagwerksolo; N’shima voor 2 versterkte boerenstemmen, 2 versterkte hoorns, 2 trombones en versterkte cello. Justin Rubin (p), Susan May (s), Robert McEwan (slagw), Catherine Aks en April Lidevold (stemmen) met het ST-X Ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode 53 (66’55”). 1995

 

Xenakis: Échange voor basklarinet en ensemble; Okho voor 3 slagwerkers; Xas voor saxofoonkwartet;  Akrata voor ensemble; À la mémoire de Witold Lutoslawski voor ensemble. Pablo Rieppi, Robert MacEwan, David Rozenblatt (slagw), Susan Cook, John Engebretson, Shawn Tracy, Mathew Crashman (sax) en het ST-X Ensemble o.l.v. Charles Zachary Bornstein. Mode 56 (55’14”). 1996

 

Xenakis: Persephassa voor 6 slagwerkers; Psappha voor solo slagwerk; Dmaathen voor hobo en slagwerk; Pléïades voor 6 slagwerkers; Komboï voor klavecimbel en slagwerk; Kassandra voor versterkte stem, psalerium en slagwerk; Okho voor 3 slagwerkers; Oopha voor klavecimbel en slagwerk; Rebonds B en A voor soloslagwerk. Steven Schick (slagw), Red Fish Blue Fish, Jacqueline Leclair (h), Aiyun Huang (slagw), Shannon Wettstein (kl), Philips Larson (zang),  John Mark Harris (kl), Greg Stuart (slagw). Mode 171/3 (3 cd’s. 2u. 56’15”). 2006

 

Iannis Xenakis (1922-2001) was Roemeen van geboorte maar woonde sinds zijn tien de in Griekenland. Zijn composities hebben vaak Griekse titels, maar ondanks zijn identificatie met de Griekse cultuur en nationaliteit was zijn bijdrage aan de twintigste-eeuwse muziek vooral van internationaal belang. Xenakis was opgeleid als architect en werkte van 1948 tot 1959 als assistent van Le Cobusier, maar streefde intussen een loopbaan als componist na. Hij kreeg was les van Honegger en Milhaud, maar was toch vooral autodidact.

Xenakis was een felle criticus van de seriële muziek en beschouwde het rigide twaalftoonsysteem behalve verwerpelijk autoritair ook als doelloos. Al pionier van de computermuziek betoogde hij dat de opvatting van het octaaf in een sequens van halve noten waarschijnlijk overbodig was. Hij verwierp ook de gedachte dat muziek gelijk staat aan taal en stelde dat de muzikale structuur overeenkomt met de ‘categorieën van ruimte en tijd’.

Op dit vijftal cd’s zijn de in de loop der jaren geschreven belangrijkste solo- en ensemblewerken voor slagwerk samen gebracht. Tot op vrij grote hoogte vormen deze een goede praktische inleiding op zijn ideeën. Het kost misschien enige moeite om de aan zijn composities ten grondslag liggende mathematische theorieën, zijn complexe melodische lijnen, zijn vaak dichte klankweefsel en zijn soms scherpe dissonanten te verwerken. Desondanks is deze muziek redelijk toegankelijk, mede omdat een krachtig ritmisch kader een stevig handvat biedt voor deze krachtige, energieke muziek.

De eerste cd bevat Échange (1989), Okho (1989), Xas (1987), Akrata (1965) en À la mémoire de Witold Lutoslawski (1994) met een goede mengeling van werken voor diverse ensembles zoals uit de gedetailleerde omschrijving hierboven blijkt. Diversiteit genoeg en wat opvalt is vooral dat de uitvoeringen steeds zo overtuigend zijn.

Op de tweede losse cd toont Steven Schick zich een ware Xenakis specialist in de solowerken Psappha (1975) en Rebonds B en A (1989). In de overige werken voegen ‘gestemde’ instrumenten zich met expressieve bijdragen bij het slagwerk: hoboïste Jacqueline Leclair in Dmaathen (1977), klavecinisten Shannon Wettstein in Komboï (1981) en John Mark Harris in Oophaa (1989), vocalist Philip Larson in Kassandra (1987) .

De krachtigste werken zijn hier Persephassa (1969), Pléïades (1978) en Okho (1989) door het briljante slagwerkensemble Red Fish Blue Fish.

De aanvullende drie cd’s met ‘live’ opnamen zijn haast nog waardevoller. De acht werken bieden een overzicht van het welhaast belangrijkste werk voor slagwerk in zin diverse vormen en omvatten de scheppingsperiode 1969/89 uit de vijfenveertigjarige loopbaan van Xenakis als componist. Het vroegste werk, Persephassa lijkt met een combinatie van vrijheid en discipline in sextetvorm de draad bij Varèse en Cage op te nemen. Psappha daarentegen staat dichter in de buurt van Stockhausen in zijn Zyklus. In Dmaathen brengt een lyrische hobo verzachtende omstandigheden aan. Kassandra geeft vooral blijk van tragiek, niet zozeer van drama In Komboï en Oophaa draagt het klavecimbel extra ritmische impulsen bij en Okho laat imaginaire Afrikaanse trommen horen. 

Met Pléïades lijkt een heel energiek, haast explosief antwoord te zijn gegeven op Reichs rustiger, minimalistische Drumming. Het is boeiend om Rebonds bij wijze van studie in geluid en stilte en Okho in twee uitvoeringen te horen. De opnamen klinken zeer verzorgd en de toelichtingen zijn zeer informatief.

Wie werkelijk in Xenakis belangstelling stelt, zou ook het boek Conversations with Iannis Xenakis van Balint András Varga (Londen, Faber & Faber, 1996) eens moeten lezen.