CD Recensies

WEBERN: PASSACAGLIA; ORKESTSTUKKEN OP. 5 EN 6 E.A., BOULEZ

Webern: Passacaglia in d op. 1; Orkeststukken op. 5 nr. 1-5;  Orkeststukken op. 6 nr. 1-6; Bach, J.S./Webern: Fuga (ricercare a 6 uit Musikalisches Opfer BWV 1079); Schubert/Webern: Duitse dansen nr. 1-6 op. post., D. 820; Im Sommerwind. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 447.099-2 (66’48”). 1994

 

Met uitzondering van de Bach- en Schubert arrangementen gaat het in dit Webernprogramma om betrekkelijk vroege, nog pre-seriële stukken. Het is goed dat Boulez zich zo zorgzaam inzet voor de Passacaglia (1908) als het misschien nogal onrijpe, maar onweerstaanbaar verleidelijke Im Sommerwind (1904), de ‘idylle voor groot orkest’ als voor de latere, veel kenmerkender orkeststukken op. 6 (1909/1918).

In de vroege werken suggereert Boulez niet dat de rijpe Webern daar al als embryo aanwezig is, maar hij kan ons wel inspireren om zichzelf af te vragen hoeveel van de natuur in diens muziek schuilt 

Met de Passacaglia herinnerd te worden aan Brahms is vrij logisch. Het is een stuk met een Januskop, waarin niet alleen teruggekeken naar de vierde symfonie van Brahms, maar nog verder zoals blijkt uit het ‘Ricercare’ uit Bachs Musikalisches Opfer. En het lijkt ook mogelijk dat de subtiele kamermuziekpassages uit Im Sommerwind al vooruit wijzen richting ’orkestrale kamermuziek’ van op. 5 en 6.

Ook Boulez kijkt goed beide kanten op met een royale orkestrale amplitude en een expressieve frasering (met een flinke portie rubato), maar besteedt evenzeer aandacht aan een heldere, transparante textuur, subtiele strijkerskklanken en een gestopte trompet. Heel fraai zijn de blijken van wisselende emoties binnen een paar maten. 

Boulez geeft in op. 5 en 6 duidelijk de voorkeur aan de vroegere,m rijkere orkestratie waarmee meer aan Mahler wordt herinnerd. In de Schubert arrangementen schuwt hij met rubato niet de Weense charmante inslag in de vierde dans; de vijfde had zo als intermezzo in Die Fledermaus gepast. 

Dit programma overlapt deels de ook geweldige Weense inbreng van Claudio Abbado (DG 431.774-2).