Wagenseil: Symfonieën in g WV. 418, Bes WV. 438, C WV. 351, G WV. 413 en Bes WV. 441. Orfeo barokorkest o.l.v. Michi Gaigg. CPO 999.450-2 (62’19”). 1997
Rond 1760 was Wagenseil in de Oostenrijkse dubbelmonarchie nog populairder dan Haydn, die hem echter daarna geheel overvleugelde. Toch zou het verkeerd zijn om hem achteraf te onderschatten.
Als symfonicus hield hij het driedelige Italiaanse model aan, mar verving wel de meest in sonatevorm geschreven finale door een op de dans gebaseerd deel. Geleidelijk aan kregen de langzame delen en die finales meer substantie dan bij zijn voorgangers en waren deze goede voorbeelden voor Haydn.
Soms zin de thema’s uit eerste en laatste deel wat kortademig, maar hun gevarieerde lengte compenseert dat enigszins.
Wie een idee van deze werken wil krijgen, kan het beste eens proeven van het andante van WV. 441, het eerste deel van WV. 393 en de finale van WV, 418, een typisch g-klein werk. Langer dan een kwartiertje vergen de symfonietjes niet. De verklankingen door het Orfeo barokorkest zijn helder en geschakeerd; alleen klinken de hoge strijkers in luide gedeelten wat scherp en is de intonatie niet steeds optimaal.
Op CPO 777.112-2 speelt het Stuttgarts kamerorkest nog een stel van deze symfonieën, WV. 361, 398, 374, 432, 393 en 421 misschien een tikje mooier.