Weber: Symfonieën nr. 1 in C op. 19 J. 50 en 2 in C J.51; Konzertstück in f op. 79. Florian Krumpöck (p) met de Wiener Konzertverein o.l.v. Claus Peter Flor. Christophorus CHE 02122 (59’18”). 2016
Weber schreef zijn beide symfonieën kort na elkaarbinnen zes weken eind 1807 en hoewel beide in C-groot staan hebben ze een behoorlijk verschillend karakter. De aardige, opvallende orkestratie en het operakarakter zijn kenmerkend en in de langzame delen krijgen solisten uit het orkest solistische mogelijkheden voor hobo en hoorn die de luisteraar in de sfeer van mooie cantilenes uit opera aria’s brengen. Qua stijl blikt de muziek wat terug op Haydn.
Het Konzertstück uit 1821 is bekender, maar vormt een aardige aanvulling.
In aanmerking nemend dat er reeds een aardig aantal opnamen van deze symfonieën voorhanden is, daaronder zelfs een eerdere van Flor zelf met het Philharmonia orkest (RCA 09026-62712-2) en verder van het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Wolfgang Sawallisch (Orfeo C 091841 A), van Neville Marriner met de Academy (ASV CDDCA 515), Roger Norrington met de London Mozart Players (EMI 555.348-2) en John Georgiadis met het Queensland filharmonisch (Naxos 8.550928) is de noodzaak van deze, op zich heel behoorlijke nieuweling niet groot.
Vooral bij Georgidas sprankelt de muziek nog net wat meer en van het Konzertstück bestaat ook een aantrekkelijker uitgave, samen met beide Pianoconcerten op. 11, J. 98 en op. 32, J. 155 en de door Liszt georkestreerde Polacca brillante (L’hilarité) op. 72, J. 268 met Benjamin Frith en RTE Sinfonietta o.l.v. Proinnsias O’Duinn (Naxos 8.550959).