Weber: Complete werken voor klarinet. Grand duo concertant in Es op. 48 J. 204; Variaties over een thema uit Silvana in Bes op. 33 J. 128; Klarinetkwintet in Bes op. 34 J. 182; Concertino voor klarinet en orkest in Es op. 26, J. 109; Klarinetconcerten nr. 1 in f op. 73 J. 114 en 2 in Es op. 74 J. 118. Sebastian Manz (kl), Martin Klett (p), Lars Olaf Schaper (cb), Casal kwartet en SWR Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Antonio Méndez. Berlin Classics BC 300835 (2 cd’s, 1u. 49’34”). 2016
In de kinderjaren krijgt menigeen wel eens te horen dat hij of zij niet moet opscheppen en misschien staan heel wat muziekliefhebbers sterk argwanend tegenover muziek die de vaardigheden van de uitvoerende moet tonen.
Maar virtuositeit is een integraal onderdeel geweest van renaissancestukken tot moderne jazzsoli en heeft het unieke vermogen een publiek in vervoering te brengen. Voor een componist is de truc om dit te koppelen aan een stevige structuur die alle flitsende passages ondersteunt en aan muzikale substantie – goede melodieën in overtuigende sequenzen, interessante kleuren en opmerkelijke contrasten.
Weber, zelf pianovirtuoos, begreep dat en hij bracht het in de praktijk in een zestal heel verschillende werken met de klarinet in de hoofdrol.
Zoals het Anton Stadler bij Mozart was en later Richard Mühlfeld bij Brahms, zo was het Heinrich Bärmann, de eerste klarinettist van het Münchense hoforkest, die Weber ontketende in dit segment van zijn repertoire. In Bärmanns instrument trof de componist een instrument dat precies aansloot bij de briljante eigenschappen van zijn eigen temperament.
Vooral in de beide klarinetconcerten krijgt de solist alle ruimte om zijn kunnen te tonen. Opvallend zijn de beide inventieve slotrondo’s. Maar in de rustige middendelen getuigt Weber duidelijk zijn sterke gevoel voor opera; in het eerste concert voor een plechtige passage voor de solist met drie hoorns als bevindt hij zich diep in het bos van Der Freischütz, in het tweede met een welsprekend recitatief. Daar deed de componist een beroep op de vocale kwaliteiten van het instrument.
De beide concerten, het Concertino en de Variatiereeks zijn uit 1811, het Kwintet ontstond in 1814 en het showstuk Grand Duo in 1816. Dit laatste is waarschijnlijk het beste en belangrijkste werk voor klarinet en piano ooit. Het is niet alleen een briljante instrumentale blik op de opera, maar ook heel lastig. De finale is een sensationele strijd om de suprematie.
Het is waarschijnlijk voor het eerst dat deze zes werken logisch samengebracht op cd verschijnen.
Van de beide klarinetconcerten bestaat een historiserende vertolking van Anthony Pay (Warner 7243-561.585-2) die ook het Concertino speelt en er zijn drie heel mooie ‘gewone’ verklankingen van Martin Fröst (BIS SACD 1523), Emma Johnson (ASV CDDCA 747) die het Concertino en en het Duo concertant toevoegt en Walter Boeykens (Warner 8573-89246-2).
Zij zijn nog steeds toonaangevend, maar ook de interpretaties van Sebastian Manz geven blijk van een groot muzikaal vakmanschap en gemeenschapsgeest. In alle werken trof hij gelukkig ook eendrachtige partners. In ieder geval is het handig om het hele klarinetrepertoire bijeen te hebben in goed klinkende presentaties.