CD Recensies

WEINGARTNER: SYMFONIEËN NR. 6 EN 7; FRÜHLING

Weingartner: Frühling op. 80; Symfonie nr. 6 in b op. 74 La tragica’. Bazel symfonie orkest o.l.v. Marko Letonja. CPO 777.102-2 (57’30”). 2007

 

Weingartner: Symfonie nr. 7 in C op. 87. Maya Boog (s), Franziska Gottwald (a), Rolf Romei (t), Christopher Bolduc (b), Babette Mondry (org) met het Tsjechisch filharmonisch koor Brno en het Bazels symfonie orkest o.l.v. Marko Letonja. CPO 777.103-2 (61’58”). 2012

 

Van de bijna-tijdgenoten Wilhelm Furtwängler, Otto Klemperer en (Paul) Felix Weingartner (Edler von Münzberg, 1863-1942) bracht laatstgenoemde in zijn hoedanigheid als componist het omvangrijkste oeuvre tot stand. Hij schreef 7 symfonieën, andere orkestwerken kamermuziek, koorwerken, 8 opera’s, toneelmuziek een liederen, publiceerde in 1897 ‘Die Symphonien nach Beethoven’ en was een de eerste die in 195 met orkesten uit Wenen en Londen de complete symfonieën van Beethoven opnam (Naxos 8.110854/8 (5 cd’s) en met wat andere werken ook op Memories reverence MR 2028/34 (7 cd’s). Na de Anschluss zocht Weingartner zijn hel in Zürich.

In zijn lyrische Symfonie nr. 1, een werk met de ene charmante melodie na de andere haakt hij eerder aan bij Dvorak dan bij Beethoven. In plaats van een echt langzaam deel gebruikt hij een allegretto met marskarakter; het derde deel is een vrolijke volksdans met mooie tijd ragen van fluit en hobo. Zo heeft elke volgende symfonie wel wat bijzonders, maar nr. 6.

Het symfonisch gedicht Frühling is uit 1931 heeft een rapsodisch karakter en vertoont trekjes van Franck en Mahler. In tegenstelling tot wat de titel suggereert is de vierdelige Symfonie nr. 6 uit 1928 een vrij optimistisch werk. Geen wonder, want het was als laatromantisch eerbetoon voor Schubert bedoeld.

Het interessante aan Symfonie nr. 7 uit 1942 zijn de vocale bijdragen aan deel 2 en 4. De finale duurt 30’27’ en is wat lang uitgevallen om voldoende draagkracht te behouden. Maya Boog moet twee gedichten van Carmen Suden, een van Weingartners echtgenotes, zingen en doet dat mooi. Verder is het deel wat warrig totdat Rolf Rommel de Hymne an die Liebe van Hölderlin inzet.  

Beethoven en Mahler zullen Weingartner voorbereiden zijn geweest, maar hun kracht en kunnen waren niet geheel de zijne. Toch is het materiaal interessant genoeg om eens te beluisteren. Het geheel is namelijk vaak minder dan de som der delen.

Dit zijn de opnamen van de overige symfonieën: nr. 1 in G op.23 en König Lear op 20 (CPO 999.982-2), nr. 2 in Es op/ 29 en Das Gefilde der Seligen op. 21 (CPO 777.099-2), nr. 3 in E op. 49 met de Lustige Ouvertüre op. 53 (CPO 777.100-2), nr. 5 in c op. 71 met de Ouverture Aus ernster Zeit op. 56 (CPO 777.101-2).