Weiner: Toldi op. 43. Boedapest symfonie orkest o.l.v. Valéria Csányi. Naxos 8.573 847 (64’49”). 2018
Het is goed om zich allereerst even de omstandigheden voor te stellen waaronder dit omvangrijke werk ontstond. Hongarije zuchtte na 1945 onder het regressieve communistische bewind van János Kádár waaraan de mislukte opstand in 1956 nog geen eind maakte.
Het schrijven van een reeks van twaalf episodische symfonische gedichten scheen niet erg levensvatbaar voor enig succes in die donkere tijden. Toch is dat precies wat Leó Weiner (1885 - 1960) deed in 1952 deed met zijn toonzetting van twaalf epische gedichten van János Aranyi (1817 - 1882). Gelukkig deed hij dat in laatromantische stijl zodat het werk tenminste één uitvoering kreeg op 14 november 1953 door János Ferencsik.
Daarna verbeterde de componist nog wat aan het werk tot in 1957. Wat zo ontstond heeft voor de Hongaarse cultuur iets van wat Sibelius’ Kullervo voor de Finse heeft.
Ook zonder de inhoud van de achterliggende verhalen te kennen, is de muziek zeer beeldend en toegankelijk. Neem maar de proef op de som met ‘De menigte verzamelt zich bij de Donau’, ‘Bence’ en ‘De storm’.
Deze uitvoering dient Weiners zaak heel behoorlijk. Er was al een andere, mij onbekende opname van Toldi uit 2008 van Lásló Kovács (Hungaroton HCD 32608). Het loont om hierna ook eens te luisteren naar de Hongaarse volksdanssuite op. 18 met N. Järvi (Chandos CHAN 6625), de Vioolsonates met Oscar Shumsky (Biddulph LAW 015), de Vioolconcerten door Vilmos Szabadi (Hungaroton HCD 32185, de suite Csongor en de kobolden (HCD 31740 en het Divertimento (HCD 32424).