Wesolowski: Industrially. Euphoniumconcert; Klavecimbelconcert ‘Silver concerto’; Fluitconcert ‘Encore concerto’; Industrial sinfonia. Resp. Steven Mead (euphonium), Aleksandra Gajecka-Antosiewicz (kl) en Lukasz Diugosz (fl) met het Silezisch kamerorkest o.l.v. Robert Kabara en het Aukso orkest o.l.v. Marek Mos. DUX DUX 1659 (68’03”).
Met een reeks opnamen met composities van eigentijdse en iets vroegere Poolse componisten laat Dux ons kennismaken met muziek die we hier anders niet zo gauw te horen zouden krijgen. Hier wordt Adam Wesolowski (1945 - 2008) aan de hand van wat orkestwerken voorgesteld. Behalve de beschrijvingen in de toelichting is weinig van hem bekend. Hij werd in 1980 geboren, studeerde in Katowice en werd in 2018 directeur van de Filharmonia Śląska.
Net als Amilcare Ponchielli, Joseph Horovitz, Alun Hoddinott, Karl Jenkins en Philip Wilby toonde hij belangstelling voor het koperblaasinstrument euphonium dat in 1843 werd uitgevonden. Het instrument is wel vergeleken met voorgangers als serpent en ophicleïde. Steven Mead is thans een der bekendste bespelers van het instrument, die het ook in dit werk laat horen.
Wesolowsky laat het om het goed te laten uitkomen in zijn driedelige werk uit 2019 alleen door strijkorkest begeleiden.
In de overige werken grijpt de componist enigszins terug op de musique concrète. In het Silver concerto voor klavecimbel strijkorkest en multimedia zijn klanken opgenomen uit de historische zilvermijnen uit Tamowskie Gory dat door die stad werd besteld. Soliste Aleksandra Gajecka-Antosiewicz gaat als soliste onverdroten haar eigen weg.
Het ‘Encore’ Fluitconcert is vijfdelig met telkens terugkerende motieven en ze mogen in willekeurige volgorde worden gespeeld om de expressieve mogelijkheden van de solist zo goed mogelijk uit te buiten. Fluitist Lukasz Diugosz laat zich daardoor niet van de wijs brengen.
In de Industrial sinfonia keert Wesolowski terug tot de wereld van Mossolovs De IJzergieterij uit 1927. Dit werk ontstond ter gelegenheid van de honderdvijftigste verjaardag van van de Krolewska Huta fabriek in Chorzow en voegt de geluiden van de industrie, dus van oude machines aan de orkestklanken van in dit geval het Ausko orkest toe.
Al me al wordt in goede vertolkingen een aardig beeld gegeven van wat de componist beroert en wil mededelen.