Wagner, S.: Sonnenflammen op. 8. Roman Trekel (b., Alexios), Michaela Schneider (s., Irene), Richard Brunner (t., Fridolin), Jürgen Trekel (bs, Albrecht), Niels Giesecke (t., Gomello). Éva Bátori (s., Iris), Ulrike Schneider (a., Eustachia) en Ulrich Studer (b., Gottfried) met het Ensemble vande Opera Halle o.l.v. Roger Epple. CPO 777.097-2 (2 cd’s, 2u..12’50”). 2003
Richard Wagners zoon Siegfried (1869 - 1930) schreef zijn achtste opera in 1912 op een eigen libretto. Het resultaat is een soort mengel tussen Tannhäuser en Rigoletto. De handeling speelt in het veertiende eeuwse Byzantium kort voordat die stad wordt aangevallen door kruisvaarders. Een van die avonturiers is Fridolin ie zich liever vermaakt aan het hof van keizer Alexios dan zijn ridderlijke plicht te vervullen. Jammer genoeg beantwoordt zijn geliefde Iris niet aan zijn wensen. Iris’ vader Gomella is een hofnar van Alexios. Hij wordt betrapt bij diefstal, maar zal niet worden gestraft wanneer hij ervoor zorgt dat zijn dochter toegeeft aan de waarschijnlijk vleselijke wensen van de keizer. De rest van het verhaal bestaat verder uit pogingen van Gomella om dat te verhinderen, Fridolins betrokkenheid bij een mislukte coup tegen de keizer en de straf die hij daarvoor krijgt: hij wordt kaalgeschoren en als hofnar aan Gomella toegevoegd. Het werk eindigt met de aanval van de kruisvaarders op Byzantium ende dood van Fridolin die op het laatst nog de liefdesgetuigenis van Iris ontvangt.
De muziek die Wagner jr. hiervoor schreef is knap geconstrueerd en bevat meteen een tien minuten durend voorspel en geeft een goede indruk van het keizerlijke hof.
Na 1930 werd dit werk lang niet meer opgevoerd omdat Richard Wagners weduwe Cosima dat verbood. Pas in 1979 werd het werk in Wiesbaden pas weer in concertvorm uitgevoerd.
Roman Trekel is een goede, maar haastte milde Alexios. Michaela Schneider maakt van Irene wat van haar te maken valt. Als Fridolin heeft Richard Brunner voldoende van een ware heldentenor, al is zijn hoogte register niet steeds zuiver en toont hij aan het einde van de opera vermoeidheidsverschijnselen. Éva Bátori is een aantrekkelijke Iris en ook de rest van de bezetting voldoet goed. Niels Giesecke voelt zich goed thuis in zijn bufforol als Gomello en Roger Epple zorgt voor een toegewijde begeleiding.