Wranitzky, A.: Strijkkwartetten nr. 1 in Es, 2 in C, 3 in G. Martinů kwartet. Matous MK 0038-2 131 (56’42”). 1997
In menig opzicht werd de Tsjechische componist Antonín Wranitzky (1761 - 1820) overschaduwd door zijn flamboyante oudere broer Pavel die een belangrijke plaats innam temidden van de buitenlandse violisten en componisten die in Wenen actief waren. Antonin, een leerling van Haydn, Mozart en Albrechtsberger, werkte als leraar meer achter de schermen en was lang concertmeester in het orkest van prins Lobkowitz.
Als componist schreef hij louter kamermuziek en produceerde dertig Strijkkwartetten. Hij noemde deze ‘Smyccivy’ kwartetten (concertante kwartetten) omdat er een belangrijke virtuoze rol in is voor de primarius.
De werken zijn zeer welluidend en lijken al wat op de vroegromantiek van Schubert vooruit te lopen. Men zou ze ook wat onevenwichtig kunnen vinden, omdat de eerste viool zo’n nadrukkelijke rol speelt en de overige drie kwartetleden hem slechts hoeven te volgen. Gelukkig zijn er ook belangrijke passages voor altviool en cello.
Maar Lubovik Havlak gunt zijn collega’s genoeg ruimte om ook een belangrijke inbreng te leveren. Het viertal speelt over het geheel bijzonder mooi en laat horen wat in Wenen op het hoogtepunt van het classicisme ook nog te horen was behalve van de ‘reuzen’ Haydn, Mozart en Beethoven. Het gaat namelijk om op zichzelf prachtige composities die het verdienen beluisterd te worden. Het Martinů kwartet bestaat verder uit Adéla Stajnochrová (v), Zbynek Padourek (va) en Jitka Vlasánková (vc).