Wagenaar: Levenszomer op. 21; Sinfonietta op. 32; Ouverture De philosophische prinses op. 39; Elverhöi op. 48; Aveux de Phèdre op. 41; Larghetto voor hobo en orkest op. 40. Janny Zomer (s) en Ingrid Nissen (h) met het Radio symfonie orkest o.l.v. Eri Klas, Etrcetera KTC 1326 (74’32”). 2000, 2002
De enige werken van Johan Wagenaar dat met enige regelmaat op concertprogramma’s terugkeren, zijn de Ouvertures Cyrano de Bergerac op. 20 en De getemde feeks op. 25. En dan meestal uitgevoerd onder buitenlandse dirigenten als Alain Lombard bij het Residentie orkest (Olympia OCD 504) of Riccardo Chailly met het Concertgebouworkest (Decca 425.833-2). Ook labels als Donemus en Nederland Muziek hadden wat materiaal van hem in portefeuille.Het belang en tevens de charme van deze Etcetera uitgave (met opnieuw een buitenlandse dirigent) schuilt vooral in de aandacht voor minder bekende en derhalve ook nauwelijks als muziekconserve beschikbaar materiaal. De vierdelige luchtige Sinfonietta, de orkestfantasie Levenszomer, het symfonisch gedicht Elverhöi, de toonzetting van het derde tafereel uit de eerste akte van Racine’s Phèdre en het losse, zangerige Larghetto voor hobo en orkest dat aan Jaap Stotijn was opgedragen.
Op het Racinefragment na muziek dat blaakt van levenslust en dat voor begin twintigste eeuwse begrippen heel conservatief, maar wel erg degelijk is. Deze nadere kennismaking is de moeite waard. Op het niveau van de uitvoeringen en de opname valt weinig aan te merken.