CD Recensies

WAGNER: TANNHÄUSER

Wagner: Tannhäuser. Peter Seiffert, Jane Eaglen, Thomas Hampson, Waltraud Meier, René Pape, Gunnar Gudbjörnsson, Hanno Müller-Brachmann, Stephan Rügamer, Alfred Reiter, Dorothea Röschmann met het Ensemble van de Berlijnse Staatsopera en – Staatskapel o.l.v. Daniel Barenboim. Teldec 8573-88064-2 (4 cd’s, 3u. 14’25”). 2001

 

Wagner: Tannhäuser. Plácido Domingo, Cheryl Studer, Andreas Schmidt, Agnes Baltsa, Matti Salminen, William Pell, Kurt Rydl, Clemens Biber, Oskar Hillebrandt, Barbara Bonney met het Ensemble van Covent Garden, Londen en het Philharmonia orkest o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 427.625-2 (3 cd’s, 3u. 16’02”). 1988 

 

Wagner: Tannhäuser. Josef Greindl, Anja Silja, Wolfgang Windgassen, Eberhard Wächter, Gerhard Stolze, Franz Crass, Georg Paskuda, Gerd Nienstedt, Grace Bumbry, Else-Margrete Gardelli met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Philips 420.122-2, 434.607-2 (3 cd’s, 2u. 50’02”). 1962

 

Het thema van een redding door liefde keert vaak in Wagners opera’s terug. Dat gebeurt voor het eerst in Der fliegende Holländer die alleen van zijn eeuwige omzwervingen over de wereldzeeën kan worden gered door een trouwe vrouw. In andere vormen vinden we het in zijn andere opera’s, het meest pregnant wel in Tristan und Isolde.

In Tannhäuser duikt daarnaast een ander thema op: dat van het conflict tussen het profane en het heilige, tussen het spirituele en het sensuele.

Verder wordt de belangrijkste protagonist uit deze opera , een Middeleeuwse minnestreel-ridder  die heen en weer wordt geslingerd tussen de profane geneugten van Venus en de zuivere liefde van Elisabeth gered door de liefde van een vrouw. Dat is tot op zekere hoogte een omkering van wat in de Fliegende Holländer gebeurt. Tannhäser is schuldig bevonden te zijn gezwicht voor de vleselijke verleidingen van Venus op de Venusberg terwijl hij al verliefd was op de pure Elisabeth. Hij wordt naar Rome gestuurd om vergeving te vragen aan de paus, maar dat wordt geweigerd.

Intussen heeft Elisabeth voor hem gebeden en is ze naar de hemel gegaan om bij God zelf voor hem vergiffenis te vragen waarmee ze tenslotte Tannhäuser redt. Het gaat hier weliswaar niet om een van Wagners beste intriges, maar het materiaal bood hem wel een aantal prachtige muzikale mogelijkheden. Dat gaat van een orgiastische beginscène via het drama van de liedwedstrijd (waar Tannhäuser opschept over zijn ervaringen op de Venusberg) tot het vooruitblikkende relaas over zijn belevenissen in Rome. En dan is er natuurlijk ontroerende gebed van Elisabeth.

Veel situaties in het werk doen nogal conventioneel aan en in de tweede akte is sprake van wel erg veel komen en gaan, maar de derde akte is wel heel geïnspireerd.

Tannhäuser bestaat in twee versies. De zogenaamde Dresdense versie is in wezen de vorm waarin het werk in 1845 bij de première in 1845 werd gegeven. Daaraan werden een paar herzieningen toegevoegd en dat is de vorm waarin het werk traditioneel in Bayreuth wordt gegeven.

Toen de mogelijkheid was gegeven om het werk ook in Parijs op te voeren in 1861 breidde Wagner het bacchanaal aan het begin uit om aan de voorwaarden van een inclusief ballet te voldoen. Ook verder bracht hij nog wat herzieningen in de stijl van Tristan aan. Het werk werd er in stilistisch opzicht wat meer hybride van, maar het conflict tussen het erotische en het spirituele kwam duidelijker naar voren. 

Dat het werk niet al te vaak wordt uitgevoerd zal deels te maken hebben met een veranderende publieksvoorkeur, maar ook met het feit dat niet veel tenoren in staat zijn om aan de buitensporige eisen die de titelrol stelt te voldoen.

Aan opnamen van het werk op cd en dvd heeft het nochtans nooit ontbroken. Het zijn er anno 2013 ruim dertig. Maar op de keper beschouwd zijn daar maar weinige onder die 100% of zelfs maar 90% voldoen.

Hierboven is een selectie uit de meest aanbevelenswaardige gemaakt.

De reputatie van Daniel Barenboim (met de Dresdense versie) als uitstekende Wagneriaan is gevestigd op meerdere optredens in en buiten Bayreuth en opnamen. Zijn tempi zijn aan de bezadigde kant, maar dat gaat niet ten koste van de innerlijke spanning. Hij beschikt hier over een sterrenbezetting. Peter Seiffert zingt met heldere, kernachtige toon en schijnbaar moeiteloos, maar de toon had innemender kunnen zijn net als het vocale acteren. Waltraud Meier is een formidabele Venus ook al toont ze niet het summum aan sensualiteit. Jane Eaglen is een beheerste, redelijk lyrische en tere Elisabeth en eigenlijke ster van deze uitvoering is Thomas Hampson als Wolfram.

Bij Sinopoli (Parijse versie) is Plácido Domingo een viriele, solide Tannhäser, Cheryl Studer een toegewijde Elisabeth, maar Agnes Baltsa misschien geen optimale, maar toch best een heel vrerleidelijke Venus. Matti Salminen is superieure landgraaf en Andreas Schmidt een nobele Wolfram. Het is vooral de dirigent die balsem voor de oren levert

Met een mengeling van de Dresdense en de Parijse versie maakte Wolfgang Sawallisch destijds veel indruk. Hij dirigeert secuur en overtuigend en laat zijn bezetting bij vlagen heel gevoelig zingen. Wolfgang Windgassen is een enigszins vermoeide, maar wel heel emotionele Tannhäuser, Grace Bumbry een pakkende Venus en ook Eberhard Wächter overtuigt geheel als Wolfram. Maar ster van deze uitvoering is Anja Silja als Elisabeth, een ontroerend portret van onschuld en toewijding.

Mogelijke andere kandidaten zijn Franz Konwitschny (Dresdense versie) met Hans Hopf als vastberaden maar weinig subtiele Tannhäuser, Elisabeth Grümmer als een haast onovertroffen Elisabeth en Dietrich Fischer-Dieskau als lyrische Wolfram en Gottlob als de best denkbare landgraaf (EMI 763.224-2) en Georg Solti (Parijse versie) met René Kollo als behoorlijke, maar niet echt bijzonder Tannhäuser, hoewel hij mooi gevoelens van liefde, boosheid en wanhoop weet uit te drukken Helga Dernesch als warm getimbreerde, gevoelige Elisabeth, Christa Ludwig als heel verleidelijke Venus en Hans Sotin als waardige landgraaf (Decca 414.581-2).

Dan zijn daar de ‘live’ opname uit Bayreuth uit 1954 onder Keilberth met Gré Brouwenstijn, Ramon Vinay, Dietrich Fischer-Dieskau en Josef Greindl (Opera d’Oro OPD 1444, Melodram MEL 36105), uit 1961 onder Sawallisch met Victoria de los Angeles, Grace Bumbry, Wolfgang Windgassen, Dietrich Fischer-Dieskau en Josef Greindl (Econa MYTO MCD 932.77).

Een andere opname waaraan Brouwenstijn in 1957 meewerkte, komt van de Italiaanse omroep met Artur Rodzinsky als dirigent (Datum DAT 12318). Alleen al haar geweldige Elisabeth is het beluisteren van deze ouwetjes waard.

Samenvattend: zoals uit het bovenstaande blijkt, is er gewoonweg geen ideale opname. Liefst zou de luisteraar zelf uit deze en onderstaande uitgaven zo’n optimum willen samenstellen. Omdat dit onmogelijk is, lijkt het geboden zelf wat verder te vergelijken en dan een persoonlijke keuze te maken.