Warlock: ‘Sleep’; ‘A sad song’; ‘The fairest May’; ‘My lady is a pretty one’; ‘My little sweet darling’; ‘Moum no moe’; ‘Take, o take those lips away’; ‘My gostly fader’; ‘Chopcherry’; ’The curlew’; ‘Serenade’; Capriol suite. John Mark Ainsley (t) met het Nash ensemble. Hyperion CDA 66938 (57’10”). 1996
Toen Delius The Curlew, een kleine liederencyclus met door Peter Warlock (1894-1930) op muziek gezette gedichten van Yeats uit 1922 hoorde, animeerde hij zijn beschermeling om zich nader op de liedkunst te richten. Het resultaat bestaat uit ruim honderd liederen die hem faam bezorgden.
Warlock heette eigenlijk Philip Heseltine en hij was goeddeels autodidact. Musicologisch onderzoek en de verzorging van zestiende en zeventiende eeuwse muziek brachten hem tot het componeren.
Veel van dit moois heeft genoeg aan pianobegeleiding maar een aantal liederen vergt meer kleur. ‘The curlew’ (de wulp) bijvoorbeeld vraagt om fluit, althobo en strijkkwartet. Zijn ervaringen met oude Engelse componist-dichters als Campion en Dowland, maar ook met Purcell en Locke kwam hier goed te pas.
Warlock was een nogal tragische figuur met een gespleten persoonlijkheid en een fascinatie voor het occulte; hij kwam door een gasvergiftiging om het leven.
Ainsley reageert subtiel en met de nodige verbeeldingskracht op dit mooie materiaal en het Nash ensemble maakt er iets kleurigs, iets bijzonders van.