CD Recensies

WEBER: FREISCHÜTZ, DER

Weber: Der Freischütz. Endrik Wottrich (t), Luba Orgonasova (s), Wolfgang Holzmair (b), Christine Schäfer (s), Gilles Cachemaille (bs) e.a. met het Berlijns omroepkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 4509-97758-2 2 cd’s, 2u. 14’03”). 1995

 

Weber: Der Freischütz. Peter Schreier (t), Gundula Janowitz (s), Bernd Weikl (b), Theo Adam (bs), Edith Mathis (s), Siegfried Vogel (bs) e.a. met het Omroepkoor Leipzig en de Staatskapel Dresden o.l.v. Carlos Kleiber. DG 415.432-2, 457.736-2 (2 cd’s, 2u. 09’30”). 1972

 

De structuur van Der Freischütz, waarin de muzieknummer zijn verbonden door gesproken dialogen, is afgeleid van het Duitse muziektheater genre waarvan Mozart’s Die Zauberflöte het bekendste voorbeeld is. Maar Webers opera heeft op zijn voorgangers voor dat hij steeds terugkerende motieven gebruikt om voor muzikale continuïteit te zorgen. Met name heel duidelijk door het gebruik van hoorns om het jagersthema te onderstrepen. 

Verder worden in Der Freischütz  door de fusie van het bovennatuurlijke, het folkloristische en het rustiek landelijke voor het eerst in de operageschiedenis een aantal trekken van de Duitse (vroeg)romantiek  aan elkaar gekoppeld.

De held uit het verhaal is Max, een jager die een pact met de machten der duisternis sluit om aan wat magische kogels te komen die hem in staat moeten stellen om een schietwedstrijd te winnen en op die manier de hand van zijn geliefde Agathe te krijgen.

De kern van de opera wordt gevormd door de scène waarin die kogels worden gegoten in een duistere, ongastvrije bergvallei met de naam Wolfsschlucht. De geweldige manier waarop Weber daar een sfeer van het kwaad weet op te roepen, behoort tot zijn beste creaties, maar feitelijk is de manier waarop hij door de hele opera heen kleuren bepaalt, zeker ook in de gebruikte volksmuziek bijzonder knap.

De studio opname die Harnoncourt in Berlijn maakte heeft een onverwacht goede operafeer. Luba Orgonasova geeft met een mooi vloeiende, urgente stem een goede karaktertekening van Agathe, terwijl Christine Schäfer een verrukkelijke Ännchen is en Endrik Wottrich een kernachtige, serieuze Max. De kleinere rollen van Ottokar en de hermiet zijn in uitstekende handen bij Wolfgang Holzmair en Kurt Moll. Het orkest neemt zijn belangrijke rol ook duidelijk serieus. Harnoncourt houdt het hele team fijn steeds bij de les.

De dramatiek van deze opera krijgt ook van Carlos Kleiber alle aandacht, alleen had het klimaat bij hem mogelijk nog wat warmer kunnen zijn. Details zijn echter prachtig uitgewerkt. Zowel Harnoncourt als Kleiber zijn teruggegaan tot oude manuscripten om de orkestpartij te optimaliseren. Peter Schreier is niet zozeer een assertieve, als wel een enigszins filosofische Max, Gundula Janowitz een volmaakte Agathe, Edith Mathis een beminnelijke Ännchen, Theo Adam een goed typerende Caspar.

Dat de gesproken dialogen worden waargenomen door acteurs is deels een aantasting, maar ook deels winst.

Vergeet bij de oudere opnamen ook die van Joseph Keilberth met Rudolf Schock, Elisabeth Grümmer, Hermann Prey, Lisa Otto en Gottlob Frick uit 1958 niet (EMI 769.342-2).