Weinberg: Vioolsonates nr. 1 op. 12, 2 op. 15, 3 op. 37, 4 op. 39, 5 op. 53, 6 op.136b; Sonatine voor viool en piano op. 46; Rapsodie 47/3 ‘Op Moldavische thema’s’; Stukken voor viool en piano nr. 1-3. Linus Roth en José Gallardo. Challenge CC 72567 (3 cd’s, 2u. 43’46”). 2013
Dat Moisei Vainberg, nu beter bekend als Mieczyslav Weinberg een enorm productieve componist was – hij kwam tot op. 153 - wordt steeds duidelijker naarmate meer van zijn ‘complete’ werken hun fonografische première beleven.
Neem deze nog ‘nieuwe’ werken voor viool en piano, gelukkig als eenheid samengebracht. Ze zijn (nog) niet volledig: Capriccio op. 11 (1943) ontbreekt bijvoorbeeld. Maar de opzet hier is logisch en prijzenswaardig. De stilistische ontwikkelingsgang is tussen de eerste en laatste sonate (1943-1983) aardig te volgen van aanvankelijke beïnvloeding door de Tweede Weense School, daarna trekjes van Hindemith, Prokofiev en zelfs Mahler tot een idioom dat steeds meer overeenkomsten ging vertonen met Shostakovitch. Volksmuziekinvloeden waren natuurlijk ook haast onvermijdelijk, maar duidelijk is vooral dat Weinberg een groot melodievinden was. Als op. 136a is trouwens die zesde sonate ook bekend als altvioolsonate. Zo was ook de Rapsodie (1949) is oorspronkelijk voor viool en orkest bedoeld.
Linus Roth en José Gallardo hebben deze werken niet in chronologische volgorde, maar afwisselend vastgelegd en zij leggen in heel mooie vertolkingen steeds de nadruk op belangrijke lyrische en melancholieke kanten van de muziek.