CD Recensies

WEINBERG: SYMFONIE NR. 10; SOLOVIOOLSONATE; PIANOTRIO; VIOOLCONCERTINO

Weinberg: Solovioolsonate nr. 3 op. 126; Pianotrio op. 48; Vioolsonatine op. 46; Vioolconcertino op. 42; Symfonie nr. 10 in a op. 98. Gidon Kremer (v), Daniil Grishin (va), Giedré Dirvanauskaité (vc), Daniil Trifonov (p) en Kremerata Baltica o.l.v. Gidon Kremer. ECM 481.0669 (2 cd’s, 1u. 41’ 03”). 2012/3

 

Het was de tragiek van Mieczsyslav Weinberg (1919-1996) dat hij als Moisei Vainberg, als Poolse Jood, in de verkeerde tijd en op de verkeerde plaats werd geboren en aanvankelijk leefde. Zijn familie en hij kregen eerst de maken met de Nazi onderdrukking en daarna, uitgeweken naar Minsk met de communistische en de daar heersende antisemitische situatie. Zijn leven moet zich halverwege de polen welverdiende roem en ongerechtvaardigde verwaarlozing hebben afgespeeld.

Op zijn creativiteit heeft dat echter geen negatieve invloed gehad, want hij was zo productief dat men hem met onder meer 19 symfonieën, 4 kamersymfonieën, 17 strijkkwartetten en 7 opera’s haast een veelschrijver kan noemen.

In zijn muziek combineert hij traditionele en eigentijdse vormen en vermengt die met etnische invloeden: Pools, Joods en Moldavisch. Op deze cd is een veelzijdige compilatie van zijn diverse werken te vinden.

De complexe, aan de nagedachtenis van zijn vader opgedragen solosonate uit 1978 is een opmerkelijk werk dat een vergelijking met de zevendelige solosonate van Bartók goed doorstaat. Zeker nu het werk zo intens en geëngageerd als door Kremer wordt gespeeld.

In grotere bezetting volgen dan het lyrische concertino (1948) en de avontuurlijke, pakkende symfonie nr. 10 (1968) waarin we in experimentele sfeer wat laat 12-toons reeksen tegenkomen. Na wat we al best mooie interpretaties van dit werk door bijvoorbeeld Barshai met het Moskou’s kamerorkest (Olympia OCD 471) kenden, worden door Kremer prachtige nieuwe vergezichten geopend. Zo kleurrijk, genuanceerd en intens laat hij het tot leven komen.

De drie overige werken, het pianotrio, de sonatine en het lyrische, elegante vioolconcertino dateren uit de periode 1948/1950 toen Russische componisten het moeilijk hadden om zich vrij te uiten. Daardoor hebben ze een nogal mild karakter, waarop verder niets tegen is. Toch zoekt Kremer ook hier in diepere lagen en weet hij extra betekenis te vinden en te geven. Hier is het vooral ook pianist Daniil Trifonov die opmerkelijk goed, stimulerend werk verricht.

Deels vindt dit programma zijn basis in Lockenhaus, waar in de zomermaanden onder gelukkige omstandigheden met veel inzet en plezier hard wordt gewerkt.