Verdi: Aida. Anja Harteros (s, Aida), Jonas Kaufman (t, Ramadès), Ekaterina Semenchuk (ms, Amneris), Ludovic Tézier (b, Amonasro), Erwin Schrott (bs, Ramfis), Marco Spotti (bs. Re d’Egitto), Eleonora Buratto (s, Sacerotessa), Paolo Fanale (t, messagiero) met het Ensemble van de Accademia di Santa Cecilia o.l.v. Antonio Pappano. Warner 2564-61066-3 (3 cd’s, 2u. 26’ 18”). 2015-09-23
Onderdeel van de festiviteiten tijdens de opening van het Suez kanaal was de inwijding van een nieuw operagebouw in Caïro. In 1869 had Ismail, de Kedive (onderkoning) van Egypte daartoe opdracht gegeven. Verdi werd benaderd om voor dit heuglijke feit een opera te componeren. Hij voldeed aan deze vraag, koos als uitgabgspunt een scenario van de Egyptoloog Auguste Mariette, nader bewerkt door Antonio Ghislanzoni. De bedoeling was dat het werk in november 1870 in première zou gaan, maar Verdi miste de deadline, zodat het theater met Rigoletto werd geopend. Een jaar later, een paar weken voor de uitgestelde première in Egypte, was Verdi gereed.
Het werk is daarna vaak onderwerp van zeer grootschalige en weelderige uitvoeringen, zoal in de arena van Verona.
Daarin is de Egyptische generaal Radames, bemin door prinses Amneris, zelf verliefd op het slavenmeisje Aida dat de dochter is van de Ethiopische koning Amonasro. Deze laatste wordt in de strijd gevangen genomen, maar weet, na een nieuwe identiteit te hebben aangenomen, via Aida een belangrijk militair geheim van Radames te stelen.
De generaal wordt hiervoor ter dood veroordeeld; Amneris’ smeekbeden om hem genade te verlenen, worden genegeerd. Tot slot kruipt Aida de tombe in om samen met Radames te sterven. Het werk van Verdi is een typische tragedie over de gedeelde loyaliteit van Aida jegens haar vader en Radames.
Verdi was niet van plan om de première in Caïro bij te wonen en schreef de partituur thuis, dus niet tijdens repetities zoals gewoonlijk. Hij zorgde ervoor dat het werk voldoende lokale elementen had, onder meer door ervoor te zorgen dat voor de triomfmars speciale ‘antieke’ trompetten werden nagemaakt.
De première in 1870 was een groot succes en leverde Verdi de eretitel van Commandant in de Ottomaanse Orde op. Aida kan, met de uitgebreide balletnummers en massascènes als voortzetting van de grand opéra traditie (of opera ballo, zoals het genre in Italië bekend stond) worden beschouwd. Het werk behoort tevens tot het genre dat zich afspeelt in een exotische omgeving, een traditie die in gang werd gezet met Meyerbeer’s L’Africaine (1865) en Carlos Gomes’ Il Guarany (1870) en die voortgang zou vinden in Puccini’s Madama Butterfly (1904).
Om najaar 2015 een echte volwaardige Vergelijkende Discografie te maken over de vele, vele complete cd en dvd opnamen van Aida ontbreekt het aan moed. Maar het is wel mogelijk om voordat aandacht aan Pappano wordt geschonken even de interessantste en beste vroeger verschenen cd uitgaven te signaleren.
Dan komen we allereerst in 1955 terecht bij het team Callas/Serafin (EMI 562.678-2) met een Callas in de titelrol, waarin ze geloofwaardig uitgroeit van kwetsbaar slavenmeisje tot opofferingsgezinde heldin. Ze is omgeven door een puik team van collega’s, alleen de opname is oude mono.
Karajan droeg twee Aida’s bij, de eerste is als eerste stereoversie uit 1959, met Tebaldi en Bergonzi als prachtstel, de tweede met Freni en Carreras is uit 1979 (EMI 381.877-2) heeft het nadeel van weliswaar mooie, maar lichtere stemmen en van een wat minder direct klinkende opname.
Met Leontyne Price als sensuele, warm klinkende Aida en Jon Vickers als heftige, gekwelde Radames beschikte Georg Solti in 1961 in Rome over een ideaal koppel in de hoofdrollen. Maar dat geldt eveneens voor Birgit Nilsson en Franco Corelli bij Zubin Mehta in 1966 (EMI 358.645-2). En dan is daar nog tweemaal Riccardo Muti. Eerst met Anna Tomova-Sintow en Sigmund Nimsgern (Orfeo C 5830221) uit 1966 in een opvallend mooie realisatie, daarna beter nog met Montserrat Caballé en Plácido Domingo (EMI 567.617-2) uit 1974.
Nu Antonio Pappano ook het strijdperk betreedt, moet hij dus rekenen op grote rivaliteit. Hoe brengen zijn team en hij dat ervan af? Boven verwachting goed.
Dat Jonas Kaufmann een krachtige, felle maar ook elegante en beminnelijke Radames is zoals meteen te horen is in ‘Celeste Aida’, zal niemand die hem eerder hoorde verbazen. Verrassender is de onvermoed lyrische en haast uitdagende Aida van de al in andere Verdirollen geprezen Duitse Anja Harteros die hier meteen groots en heel interessant als Aida debuteert.
Ekateria Semenchuk is een passend hooghartige Amneris met glamour, de Amonasro van Ludovic Tézier is heel muzikaal en warm van timbre, Erwin Schrott een viriele Ramfis. Tot slot zorgt Marco Spotti voor een waardige koning.
De dirigent, blijkbaar een grote inspirator, zorgt dat vrijwel alle aspecten van het werk – van protserige grandeur en intens drama tot intieme inkeer – organisch mooi worden belicht door koor en orkest. De hevigheid zowel als de fijnzinniger van het werk komen zo mooi naar voren.
De akoestiek van het nieuwe, grote Auditorium in Rome’s Parco della musica was de transparante opname heel welgezind. Zo kan het eindoordeel over deze opname heel gunstig zijn. De uitkomst is een versie die op z’n minst evenwaardig is aan de beste voorgangers en in sommige – directie, opnametechniek – zelfs wat beter.