Vivaldi: Catone in Utica RV. 705. Cecila Gasdia (s., Cesare), Margarita Zimmermann (ms., Emilia), Ernesto Palacio, Marilyn Schmiege (s., Marzia), Susanna Rigacci (s., Arbace) en Lucretia Lendi (ms., Fulvio) met I Solisti Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Erato 0630-11232-2 (2 cd’s, 2u. 23’50”). 1984
Vivaldi: Catone in Utica RV. 705. Simon Edwards (t., Catone), Jacek Lacszczkowski (ct., Cesare), Liliane Faraon (s., Marzia), Verónica Cangemi (s., Emilia), Philippe Jaroussky (ct., Arbace), Diana Bertini (ms., Fulvio) met La grande Écurie et la chambre du roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire. Dynamic CDS 403/1-2 (2.u. 27’01”). 2001
Vivaldi: Catone in Utica RV. 705. Topi Lehtipuu (t, Catone), Roberta Mameli (s., Cesare), Ann Hallenberg (ms., Emilia), Sonia Prina (a., Marzia), Romina Basso (ms, Fulvio), Emoke Baráth (s, Arbace) met Il complesso barocco o.l.v. Alan Curtis. Naïve OP 30545 (3cd’s, 2u. 40’40”). 2012
Vivaldi schreef zijn opera Catone in Utica voor zijn beschermheer de markies Guido Bentivoglio uit Ferrara voor het Teatro dell’ Academia Filarmonico in Verona in 1737, vier jaar voor zijn dood.
Het verhaal gaat over de laatste strijd die het leger van de Romeinse republiek onder senator Marcus Cato in het Noord Afrikaanse Utica voerde tegen het keizerlijke leger van Julius Caesar. Het libretto van Metastasio, dat teruggaat tot het relaas van Plutarchus wijkt wel af van de feitelijke gebeurtenissen. In werkelijkheid verkoos Cato zelfmoord boven overgave als toonbeeld van morele integriteit in plaats van zich mogelijk aan corruptie bloot te stellen. Maar in de opera wordt die zelfmoord verhinderd en volgen compromissen. Een heel belangrijke, vooral emotionele maar wel centrale schurkenrol in het verhaal speelt Emilia, de haatdragende weduwe van de door Caesar vermoorde vijand Pompey wiens streven naar rechtvaardigheid geheel wordt verwaarloosd. Verdere complicaties ontstaan doordat Cato’s dochter Marzia verliefd is op Caesar terwijl haar vader wil dat ze met met zijn bondgenoot Arbace trouwt, terwijl Fulvia de bondgenoot van Caesar nu juist verliefd is op Emilia.
De tweede en derde akte van de de partituur worden bewaard in de Foà collectie van de Nationale bibliotheek in Turijn. Het materiaal van de eerste akte is helaas nooit teruggevonden.
De op zichzelf goede eerste opname van Scimone valt af omdat hij zich louter baseert op het oorspronkelijke materiaal van de tweede en derde akte. Want er zijn diverse nuttige pogingen ondernomen om het werk te voltooien door gebruik te maken van aria’s uit andere opera’s. Dat was ook best nuttig, want het gaat om een van ’s componisten beste opera’s.
Bij de opname van Malgoire uit 2001 gaat het om een zaalopname uit Turcoing. Met onvermijdelijke bijgeluiden en helaas niet weggelaten applaus. De dirigent zelf zorgde voor de invulling van de eerste akte door geschikt materiaal uit eerdere opera’s te gebruiken. Helemaal geslaagd lijkt dit niet, maar muzikaal klinkt het met toevoeging van een paar trompetten en twee hoorns imposant.
De Cato van Simon Edwards klinkt als een echte aristocratische heerser die goed zijn woede weet te uiten jegens Marzia. Hij weet ook goed raad met coloraturen.
Als Marzia is Liliane Faraon een dwaze ingénue met een aardige, maar vooral smartelijke stem. Woede vormt ook een belangrijk deel van de aria’s van Verónica Cangemi als Emilia en dat brengt ze fraai tot uiting. Bewondering is ook op zijn plaats voor de vlotte manier waarop Jacek Laszczkowski als Caesar alle muzikale horden in al hun dynamische gradaties neemt. Natuurlijk blinkt ook Philippe Jaroussky uit, hier als Arbace, helaas een vrij onbetekenende rol; Datzelfde geldt voor de ook heel goede Diana Bertini in de nog onbeduidender rol van Fulvio.
Curtis maakt gebruik van een door Alessandro Ciccolini voltooide eerste akte, ook gebruikmakend van motieven uit concerti. Curtis beschikt voor zijn door veel vaart en verve gekenmerkte uitvoering over een geweldig team uitvoerenden. De meeste, zelfs dominante indruk maakt Ann Hallenberg als Emilia. Ook de grote confrontaties tussen Cato (Topi Lehtapuu) en Caesar (de over een briljante techniek beschikkende sopraan Roberta Mameli goed gekwalificeerd in een eigenlijk voor castraat gedachte rol) vonken flink; een hoogtepunt is haar aria ‘Se mai senti soirarti sul volto’; een ander de felle aria ‘Se in campo armato’. Lehtipuu zingt het gezag en schuwt enige retoriek niet, schittert in de bittere tirade ‘Dovea svenarti allora’. Deze opera is een echt feest voor mezzo’s hier. Alle waardering ook voor wat Emöke Baráth van de Arbacerol maakt.
Zelfs de onbelangrijker rollen zijn op hoog niveau bezet met Sonia Prina als onvermurwbare Marzia en Romina Basso als Caesar’s bekoorlijke, maar dubbelhartige hulpje Fulvio. Curtis leidt het geheel met straffe, energieke hand. Het zijn de opnamen van Malgoire en Curtis die de grootste aanbeveling verdienen met een lichte voorkeur voor Curtis.
Beluister hierna vooral ook eens de eerder besproken opname van Leonardo Vinci’s gelijknamige opera uit 1728 met Riccardo Minasi (Decca 478.8194).
En dan te weten dat deze stof ook nog door een legertje andere componisten werd verwerkt: Leonardo Leo (1728), Johann Adolph Hasse (1731), Händel (1732), Giovanni Francesco Maria Marchi (1733), Pietro Torri (1736), Egidio Romualdo Duni (1739), Rinaldo di Capua (1740), Giovanni Verocai (1743), Carl Geinrich Graun (1744), Paolo Scalabrini (1744), Gaetano Latilla (1747), Arvid Niclas von Höpken (1753), Giovanni Nattista Ferradini (1753), Niccolò Jommelli (1754), Gregorio Ballabene (1755), Francesco Ponicini Zilioli (1756), Vincenzo Legrenzio Ciampi (1756), Florian Leopold Gassmann (1761), Johann Christian Bach (1761), Gian Francesco de Majo (1763), Niccolò Piccinni (1770), Bernardo Ottani (1777), Francesco Antonelli Torre (1784), Gaetano Andreozzi (1787), Sabastiano Nasolini (1789), Giovanni Paisiello (1789), Peter von Winter (1791).
Genoeg niche repertoire om zich over te ontfermen door de muziekindustrie.