Vivaldi: De vier jaargetijden op. 8/1-4 RV 269, 315, 293, 297; Tartini: Vioolsonate in g B. G5 Duivelstriller; Leclair: Vioolsonate op. 9/3 Tambourin. James Ehnes met Andrew Armstrong (p) c.q. het Sydney symfonie orkest. Onyx ONYX 4134 (71’13”). 2014
Dat de in vioolrepertoire uit de negentiende en twintigste eeuw zo bekwame en gewaardeerde Ehnes zich ook eens op barokgebied wilde begeven, is begrijpelijk. Maar dat hij zich hier enigszins op de manier van Nigel Kennedy wijdt aan de langzamerhand doodgespeelde Vivaldi is eigenlijk onbegrijpelijk wanneer we weten hoe ontelbaar vaak dat werk reeds is vastgelegd. Wie dacht hij daar behalve zijn fans door dik en dun een genoegen mee te doen?
Er is weliswaar een substantiële toegevoegde waarde in de vorm van sonates van Tartini en Leclair, maar nu langzamerhand de historiserende interpretatiestijl (terecht) de overhand heeft gekregen en pianobegeleiding in de sonates echt anachronistisch is, kan men zich afvragen wat de solist bezielde. Bovendien voorzag Tartini helemaal niet in zo’n begeleiding.
Zie voor alternatieven van Vivaldi de Vergelijkende Discografie uit juli 2015. Wat Tartini als solo aangaat, heeft Andrew Manze (Harmonia Mundi HMU 90.7213) in een geheel aan die componist besteed programma veel meer te bieden en bij Leclair denk ik liever aan Fernandez en Hantaï (Astrée Naïve E 8662).