Vaughan Williams: Symfonieën nr. 3 A pastoral symphony en 4 in f. Andrew Staples (t) en Rhys Owens (tr) met het Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Andre Manze. Onyx ONYX 4161 (68’49”). 2016
Vaughan Williams’ opvatting dat ‘betekenis hechten aan muziek een vergissing is’ is mogelijk uitgelokt door de reacties op zijn derde symfonie (1921). De vier langzame delen en de modale melodieën suggereren volksliederen (die echter afwezig zijn) en werden lang opgevat als een eerbetoon aan het Engelse landschap.
Maar in feite is het werk een heel persoonlijk reactie op W.O. I: “Een groot gedeelte is uitgebroed toen ik iedere avond met de ambulance wegreed uit Écoivres en een prachtig Corot-achtig landschap tijdens zonsondergang zag – het gaat helemaal niet over dartelende lammetjes, zoals velen aannamen”.
Maar het gaat evenmin om nagevoelde geluiden van strijd en kanonnen (hoewel in het tweede deel een trompetsignaal voorkomt), doch om een monologue intérieur met gevoelens van eenzaamheid, pijn en verdriet. Maar ondanks de traagheid en de introspectie biedt de finale tekenen van verzoening en hoop wanneer een sopraan een woordloze tekst voordraagt.
In 1935 slaat de componist voor zijn Symfonie nr. 4 een heel andere toon aan. In geen enkel eerder werk gaf hij op zo’n onaflatende manier uiting aan gewelddadige woede en voor het eerst ligt geen programma ten grondslag aan dit werk.
Niet eerder schreef hij zo’n strak geconstrueerd werk. Meteen aan het begin zijn twee motieven te horen die het hele werk domineren. Het obsessieve taalgebruik en de structuur zijn deels toe te schrijven aan Beethovens vijfde symfonie en in dit opzicht is Vaughan Williams hier op zijn ‘klassiekst’.
Het eerste deel is in sonatevorm en contrasteert mrt pesterige, bijtende dissonanten aan het begin met onsamenhangende en veranderlijke secundaire thema’s. Het norse andante biedt geen verlichting van de chromatiek in f-klein.
Het derde deel is een onthutsend scherzo dat met energieke kwaadaardigheid dwars door het orkest dendert. Een lange pedaaltoon zorgt voor verbinding met de finale die snel in een fugatische epiloog wordt omgezet en waarin de twee dominerende thema’s tot mogelijke uitersten worden ontwikkeld.
Waren het tot nu toe Hickox (Chandos CHAN 9984) met dezelfde combinaties en Haitink in zijn volledige symfonie set (Warner 7243-567.221-2) die de mooiste vertolkingen tot stand brachten, nu voegt de verrassend goede Manze zich nadrukkelijk bij hen.