Verdi: Luisa Miller. Marina Rebeka (s., Luisa), Corinna Scheurle (ms., Laura), Judit Kutasi (ms., Federica), Ivan Magri (t., Rodolfo), George Patean (b., Miller), Ante Jerlunica (bs., Wurm) en Marko Mimica (b., Graaf von Walter) met het koor van de Beierse omroep en het Münchens omroeporkest o.l.v. Ivan Repušić. BR Klassik 900323 (2 cd’s,2u. 12’34”). 2017
De bron van Verdi’s opera Luisa Miller uit 1849 ligt besloten in Schillers toneelstuk Kabale und Liebe dat we kunnen zien als een aanval op het absolutisme van de Verlichting en een kritiek op de machtsverdeling in de klassenmaatschappij.
Het werk speelt in een Noord Duits staatje dat wordt beheerst door een ongenoemde prins, maar dat wordt beheerst door zijn machtsbeluste trawant die zijn status probeert t e verbeteren door door zijn zoon Ferdinand wil uithuwelijken aan de maîtresse van de prins, de Engelse Lady Milford, een Jacobijnse vluchtelinge uit Engeland.
Maar ook Ferdinand zelf is zwaar verliefd op Luisa, de dochter van de muziekleraar Miller. Maar de aristocratische president beschouwt Luis als een plaatselijke slet, terwijl Miller omgekeerd Ferdinand als een hooggeplaatste verleider ziet.
Tussen al deze figuren beweegt de opstandige rentmeester Wurm die Miller of een valse aangifte arresteert, chantage pleegt jegens Luisa. Ferdinand trapt daarin, vergiftigt Luisa en pleegt daarna zelfmoord. Pas daarna komt de waarheid aan het licht.
Salvatore Cammarano maakte hier voor Verdi een libretto van, maar Ferdinand werd omgedoopt in Rodolfo en Lady Milford werd Federica d’Ostheim, de weduwe van Rodolfo’s neef. De prins en de president zijn herleid tot één figuur, graaf Walter, een soort Macbeth.
Verder is de handeling verplaatst van een aristocratisch naar een burgerlijk milieu.
Tot nu toe staken twee opnamen met het werk met kop en schouders boven de rest uit. Die van Caballé, Pavarotti en Maag (Decca 475.8495) en die van Ricciarelli, Domingo en Maazel (DG 459.481-2).
Daarbij komt nu deze concertregistratie met de Letse Marina Rebeka in de hoofdrol. Ze maakte al een vrij steile internationale carrière en schittert hier in een dramatisch portret van Luisa. Ivan Margi’s Rodolfo zit vol creatieve, gedetailleerde verbeelding, George Patean zorgt voor een gedegen Miller en Corinna Scheurle onderstreept de licht en schaduwwerking die Laura kenmerkt. Judit Kutasi voldoet mooi als Federica en de orkestpartij is in goede handen bij Ivan Repušić.
Het is niet zo dat de nieuwe uitgave boven de beide andere te verkiezen is, maar hij loont de moeite vooral dankzij de inbreng van Marina Rebeka, die ook al te horen was in een recital met Mozart aria’s uit 1913 (Warner 615497-2) en in Rossini’s Petite messe solennelle (EMI 416.742-2) uit 2012.