Vivaldi: Juditha triumphans RV 645. Magdalena Kozena (Juditha), Maria José Trullu (Holofernes), Marina Comparato (Vagaus), Anke Herrmann (Abra) en Tiziana Carraro (Ozias) met het kamerkoor van de Accademia di Santa Cecilia en de Academia Montis regalis o.l.v. Alessandro de Marchi. Opus 111 OP 30314 (3 cd’s, 165’31”). 2000
Alle solorollen uit Vivaldi’s enige overlevende oratorium waren geschreven voor de vrouwenstemmen uit zijn Venetiaanse Ospedale della pietà. Het werk met zijn libretto van Giacomo Cassetti dateert uit 1716 en omdat het geen ouverture bevat laat De Marchi het terecht voorafgaan door de tweedelige Sinfonia RV 562. De dirigent transponeerde verder de tenor- en baspartijen van het koor omhoog, iets wat ook wel gedekt wordt door de vroege uitvoeringspraktijk.
De bezetting hier is een heel goede, aangevoerd door Kozena in de titelrol. Alle hoeken van het karakter en de gevoelens van de te personifiëren weduwe worden belicht. Trullu geeft de heel verschillende karakterkanten van Holofernes duidelijk weer. Hij was tenslotte niet alleen een monster, maar ook waardig en charmant; Comparato staat hem niet alleen in haar rol van Vagaus acterend, maar ook vocaal loyaal terzijde. Ook de kleinere rollen zijn naar behoren bezet. De verschillende instrumentale obbligati zijn een lust voor het oor; Terecht is de hele aanpak van De Marchi een stuk feller en dramatischer dan die van King (Hyperion CDA 67281/2, 2 cd’s) zodat deze nieuwe vertolking het met glans wint. Enige nadeel is dat daarvoor drie cd’s nodig zijn tegen twee bij Hyperion.