Verdi: Il trovatore. Maria Callas (s), Giuseppe di Stefano (t), Rolando Panerai (b), Fedora Barbieri (ms), Nicola Zaccaria (bs) e.a. met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 749.347-2, 377.365-2 (2 cd’s, 2u. 08’49”). 1956
Verdi: Il trovatore. Leontyne Price (s), Plácido Domingo (t), Sherrill Milnes (b), Fiorenza Cossotto (ms), Bonaldo Giaiotti (bs) e.a. met het Ambrosian operakoor en het Philharmonia orkest o.l.v. Zubin Mehta. RCA RD 86194, 74321-39504-2 (2 cd’s, 2u. 16’30”) 1969
Verdi: Il trovatore. Angela Gheorghiu (s), Roberto Alagna (t), Thomas Hampson (b), Larissa Diadkova (ms), ldebrando d’Arcangelo (bs) e.a. met de London voices en het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 557.360-2 (2 cd’s, 2u. 11’43”). 2001
Het bekendst werd deze opera misschien wel door zijn onbegrijpelijke handeling. Maar het gaat wel om een groots, snel verlopend drama over wraak waarin de relatie van moeder en kind centraal staat, ditmaal van moeder Azucena en haar veronderstelde zoon Manrico, de troubadour uit de titel.
Tot op zekere hoogte keert Verdi in dit werk terug tot pre-Rigoletto vrijstaande muzikale vormen omdat de aria’s de actie eerder belemmeren dan bevorderen. Niettemin zijn de figuren krachtig geschetst en het is bijzonder dat een mezzo (Azucena) in plaats van een sopraan de kern van de handeling bepaalt. Net zoals de bariton in Rigoletto en Macbeth deze tenor glamourrol eerder had overgenomen.
Aan beklijvende melodieën geen gebrek, denk vooral aan het ‘aambeeld koor’.
In Karajans eerste opname – er werd in 1977 een tweede gemaakt op basis van uitvoeringen in Salzburg – zijn de passies steeds intens wat door de orkestinbreng wordt gegenereerd. Zo’n klankdecor legt een grote druk op de zangers, maar Callas is als Leonora uitstekend tegen deze druk opgewassen. Barbieri is een heel vitale Azucena, rijk van stem, fel van karakter Di Stefano geeft met zijn niet te zware tenor de rol van Manrico de juiste kracht.
De ster in de opname van Mehta is ongetwijfeld Leontyne Price. Met haar fluwelige, maar kernachtige stem is ze een heel sensuele Leonora. Domingo laat er geen twijfel aan dat Manrico een rol is die hem erg goed ligt; in vergelijking klinkt bij de belangrijke rollen alleen de Azucena van Cossotto iets minder pakkend, ook al zingt ze op zich erg fraai.
Mehta schildert de orkestpartij in heel primaire kleuren.
Het is bewonderenswaardig hoe in de opname van Pappano Gheorghiu en Alagna hun van nature wat lyrischer stemmen weten te verrijken met een dramatische component. Het voordeel is dat ze wat lyriek bijmengen wat hun rol veelzijdiger maakt. Hampson is een sinistere Di Luna, maar wel oprecht in zijn liefde en Diadkova met haar licht Slavische toets zorgt voor een heel zigeunerachtige Azucena.
Verder zou men ook nog Giulini met Plowright, Domingo, Fassbänder en Zancanaro (DG 477.5915) en Milanov, Björling, Warren en Barbieri onder Cellini (Regis mono RRC 2060) in overweging kunnen nemen.