Telemann: Orpheus TWV. 21/18. Roman Trekel (b), Dorothea Röschmann (s), Ruth Ziesak (s), Maria Cristina Kiehr (s), Werner Güra (t), Isabelle Poulenard (s), Hanno Müller-Brachmann (b), Axel Köhler (ct) met het RIAS Kamerkoor en de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1618/9 (2 cd’s, 2u.38”34”). 1996
Telemann: Orpheus TWV. 21/18. Markus Volpert (b), Ulrike Hofbauer (s), Dorothee Mields (s), Christian Zenker (bs) met het Orfeo Barokorkest o.l.v. Michi Gaigg. Duitse Harmonia Mundi 88697-80597-2 (2 cd’s, 2u. 01’38”). 2010
Pas ongeveer twintig jaar geleden werd rond 1995 ontdekt dat het muziekdrama Orpheus oder die wunderbare Beständigkeit der Liebe uit 1726 van Telemann was. Het oorspronkelijke libretto is van de Fransman Michel du Boullay en Telemann heeft dat (eerder tot opera verwerkt door Louis Lully, de zoon van Jean-Baptiste) aangepast aan de Hamburgse muziekpraktijk. Die was een smeltkroes van allerlei internationale stijlen. Telemann verwerkte deze niet alleen muzikaal, maar ook in de gezongen teksten die behalve Duits ook in het Frans en Italiaans worden gezongen.
Bovendien wijkt het verhaal nogal af. Bij Telemann wordt het Noodlot namelijk gepersonifieerd door Orasia, de weduwe van de koning van Thracië die uit liefde voor Orfeus Euridice uit jaloezie vermoordt met behulp van de beet van een adder. Nadat ze ook Orfeus heeft verloren, laat ze deze door haar Bacchanten verscheuren.
Misschien geen wonder dat Georg Mattheson dit mengproduct tussen opera seria en tragédie lyrique wat denigrerend als ‘muzikale hutspot’ beschouwde omdat de moraal van de geschiedenis hoeveel macht muziek en liefde hebben wat in de verdrukking raakten.
Verder voegde Telemann wat figuren toe in de personen van Orfeus’ vriend Eurimides, Pluto en de nimf Cephisa die zorgt voor een kort divertissement in de eerste akte.
Maar hoewel dat libretto vrijwel volledig overleefde, raakte de muziek aanvankelijk op een klein gedeelte na verloren. Voor de eerste opname (van Jacobs) hebben Peter Huth, Jakob Peters-Messer en René Jacobs de muziek daarom aangevuld met die uit andere Telemannbronnen.
Bij Jacobs leveren Werner Güra (Eumenides) en Hanno Müller-Brachmann (Pluto) voortreffelijke prestaties, maar Dorothea Röschmann is helaas wat ongelijkmatig in haar centrale rol als Orasia. Onder druk verliest haar stem aan glans. Ook het orkest klinkt onder Jacobs soms nogal magertjes en intoneert niet steeds zuiver.
Wat dat betreft is de met schijnbaar minder bekende krachten bezette realisatie door dirigente Michi Gaigg veel homogener. Dorothee Mields is als Orasia een soort barokversie van Anna Netrebko. De aria’s, ook die der overigen, klinken vloeiend en duidelijk en Markus Volpert is een voortreffelijke Orfeus met karig vibrato en misschien geen al te grote dynamiek, maar daarvoor wel met lenige stemmen. Affecten komen goed tot gelding.
De voorkeur gaat dus – mogelijk wat onverwacht – uit naar Gaigg.