Takemitsu: Spirit garden; Solitude sonore; José Torres; Music of traing and rest; Black rain; Funeral music; Face of another; Waltz; Dreamtime; A flock descents into the pentagonal garden. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.557760 (62’37”). 2005
Toru Takemitsu’s werken dragen titels die tot de verbeeldingsvolste uit de muziek behoren en ze zijn vrijwel altijd visueel geïnspireerd, vooral door de natuurwereld. Hoewel hij geen opera heeft geschreven, maakte Takemitsu bijna altijd een visuele voorstelling van zijn werk. Zijn levendige, scherpzinnige filmmuziek heeft ook buiten Japan interesse gewekt.
De opname van Alsop is behalve relatief goedkoop ook aantrekkelijk omdat deze een chronologisch overzicht geeft van de gestage muzikale ontwikkeling van deze componist. De klankwereld van Solitude sonore uit 1958 heeft iets van een Aziatische Messiaen ware het niet dat de doorschijnende klanken en voortdurend stromende klanken zo’n persoonlijke stem verraden.
A flock descends into the pentagonal garden uit 1977 is dan misschien niet het meest verfijnde werk van Takemitsu, het is wel een van zijn bekendste en een heel typerend voorbeeld van zijn talent om Oosterse en Westerse muziek te harmoniseren tot een persoonlijk landschap of droombeeld. In dit geval ontstond het werk door een droom over een foto van Marcel Duchamp wiens haar als een stervormige tuin was geknipt.
De akkoorden vlak na het begin stellen de tuin voor – zacht omlijnd en meer beïnvloed door Debussy’s faun dan door Messiaens Oosterse vocabulaire, maar dissonanter dan beide er geordend rondom een soort pentatonisch serialisme.
Het hobomotief is de vogel die in de gunst komt bij de structuren van de tuin in variatieachtige gedeelten die niet op Westerse continuïteitsopvattingen zijn gestoeld. Een tremolo, tijdens het slaan van de vleugels, is een schaars natuuraccent; anders bevinden we ons in het domein van de tuin als metafoor voor geordende groei. Het slotakkoord brengt zowel het geluid van de sho, een Japans mondorgel, als de losbandigheid uit Alban Bergs Lulu en Vioolconcert.
Hoewel wat minder sensueel klinkend, is Dreamtime (1981) een prachtig stuk dankzij de interactie van motieven die een verre, etherische sfeer scheppen. Van de werken uit Takemitsu’s laatste tien jaar valt vooral Spirit Garden uit 1994 op door meer heldere en subtiele gedachten als een soort ‘concert voor orkest’ zonder pretenties van show.
Wat rest zijn drie stukken voor strijkorkest die ook zijn ontleend aan filmmuziek.
In Bournemouth zorgde Marin Alsop voor mee de mooiste verklankingen van deze werken. Ze verleent Funeral Music als uitzondering op de regel een gepaste onheilspellende dramatiek.
Van A flock descends into the pentagonal garden bestaan ook mooie opnamen van John Adams en het Concertgebouworkest (RCO Live RCO 11004, 14 cd’s), Tadaaki Otaka (BIS CD 760), Hiroyuki Iwaki (ABC 8.77000-6) en Seiji Ozawa (DG 477.5381). En een pianoversie van Ralph van Raat (Naxos 8.578026).
De soundtracks van een aantal film verschenen op Nonesuch 7559.79404-2.