CD Recensies

TCHAKOVSKY: SYMFONIEËN NR. 4-6; MANFRED E.A., NELSONS

Tchaikovsky:  Symfonie nr. 4 in f op. 36; Francesca da Rimini op. 32. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 860.111 A (63’45”). 2011

 

Tchaikovsky: Symfonie nr. 5 in e op. 64; Ouverture Hamlet op. 67. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 780.091 A (64’33”). 2008

 

Tchaikovsky: Symfonie nr. 6 in b op. 74 Pathétique; Fantasie ouverture Romeo en Julia. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 832.101A (66’16”). 2010

 

Tchaikovsky: Manfred symfonie in b op. 58; Slavische mars op. 31. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 895.151 A (67’31”). 2013

 

De waarschijnlijk grootste en belangrijkste Russische dirigent, Jevgeny Mravinsky, maakte in 1960 zijn fameuze opname van Tchaikovsky’s laatste drie symfonieën met het Leningrad filharmonisch orkest (DG 419.745-2, 2 cd’s). De Manfred heeft hij helaas blijkbaar nooit vastgelegd. Verder konden sinds 19   tijdenlang de heel mooie opnamen van het Oslo filharmonisch orkest (Chandos CHAN 8361, 8351, 8446, 10392) voor dat viertal warm worden aanbevolen.

Maar daarna meldden zich meer dirigenten met hoogwaardige verklankingen die Karajan (DG 453.088-2) in de schaduw stelden en ook voor Mravinsky en Jansons bedreigend waren, al was het meer via de verbeterde geluidskwaliteit.

In 2008 trad Andris Nelsons aan als chef van het Birmingham orkest en opvolger van Simon Rattle. Niet Rattle, maar Andre Litton had met dat orkest al tussen 1989/93 de zes symfonieën plus de Manfred netjes afgeleverd (Virgin 561.893-2, 6 cd’s). Maar ook Nelsons kreeg die mogelijkheid en kon zorgen voor aanvullende orkestwerken.

Nelsons zorgde er om te beginnen voor dat de orkestklank wat verfijnder en genuanceerder werd. In Symfonie nr. 4 kiest hij heel sensibele tempi, maar weet hij de spanningen fraai op te bouwen. De houtblazers leveren een mooi aandeel, soms in echt balletsfeer.

De hoekdelen van nr. 5 zijn afgewogen stormachtig en in nr. 6 wisselen het temperamentvolle en welsprekende elkaar aardig af. In de Manfred ligt de nadruk terecht op de programmatische basis. Astarte wordt sympathiek neergezet, het ‘Alpen sprookje’ heeft een mooi scherzo karakter zoals het andante heel pastoraal klinkt na een fraaie hobosolo aan het begin. Maar ook het pakkende slot van (met felle hoorns) en de inzet van het orgel aan begin en eind van de finale zorgen voor goed gedoseerd drama. 

De extra items klinken ook alle spontaan en zeker Romeo en Julia bezit veel romantisch pathos en passie. Een keuze voor Nelsons in dit repertoire is bij de veelheid aan mooie opnamen misschien niet de meest voor de hand liggende, maar zeker voor degenen die de loopbaan van deze uitstekende dirigent op de voet volgen best een interessante.