Tartini: Vioolsonate in g Duivelstriller; Pastorale op. 1/13; Veracini: Vioolsonates nr. 5 in g op. 2/5 en 12 in d op. 2/12. Rie Kimura met Fantasticus (Robert Smith, vc en Guillermo Brachetta, kl). Resonus RES 10148 (57’58”). 2014
De romantische associaties van Tartini’s vioolsonate in g, de beroemde Duivelstriller sonate, die volgens de componist was gebaseerd op de verschijning van de duivel in een van zijn dromen, maakte dit werk in de negentiende en twintigste eeuw tot een van de grote morceaux favoris.
Bovendien is het zo ongeveer het enige stuk barokmuziek waarin een piano kan worden gebruikt, bijvoorbeeld in het arrangement van Fritz Kreisler (bv. van Ida Haendel op Testament SBT 1258), zonder dat men de wenkbrauwen fronst. Sommige tradities sterven moeizaam uit.
Maar Tartini’s bedoeling was beslist anders en waarschijnlijk wenste hij helemaal geen continuo begeleiding omdat in geen van zijn nagelaten handschriften sprake is van een becijferde bas, maar wel suggesties voor een onbecijferde waaraan hij genoeg had.
De Japans-Nederlandse barokvioliste Rie Kimura toont om te beginnen het juiste stijlgevoel voor deze materie, maar verder ook een grote muzikale gevoeligheid. In de Duivelstriller is haar techniek atletisch genoeg; de ‘duivelse’ finale bezit ritmische vaart, expressieve fijnzinnigheid en blijken van grote virtuositeit; elders toont ze ook een innemend gevoel van musiceervreugde waarmee ze de luisteraar zowel fascineert als vermaakt. De continuo begeleiding van de beide andere Fantasticus leden is geheel in lijn hiermee. De beide sonates van Veracini dragen aan enige contrastwerking bij.
De grootste Tartini rivalen zijn Nicola Benedetti (Decca 476.434-2) en Andrew Manze (Harmonia Mundi HMU 90.7213) die de werken van Tartini solo speelt op een passend instrument.