Tchaikovsky: Symfonieën nr. 1 in g op. 13 Winterdromen, 2 in c op. 17 Klein Rusland en 5 in e op. 64. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Onyx ONYX 4162 (2 cd’s, 1u.58’01”). 2015
Tchaikovsky: Symfonieën nr. 3 in D op. 29 Poolse, 4 in f op. 36 en 6 in b op. 74 Pathétique. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Onyx ONYX 4162 (2 cd’s, 1u. 58’04”). 2015
Tchaikovsky: Manfred symfonie op. 58; De Voyevoda op. 78. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Naxos 8.570568 (68’51”). 2007
Tchaikovsky beschouwde de symfonie vorm als de mal waarin hij zijn diepste gevoelens en gedachten kon uiten. Daardoor vormen zijn zeven symfonieën de emotionele grafiek van zijn leven. Dat gaat van de betrekkelijke rust van de eerste symfonie (Winterdromen) tot de totale wanhoop van nr. 6, de Pathétique.
Al deze werken zijn heel onthullend, maar ze staan niet alle op even hoog niveau. Het eerste drietal bevat heel wat van die voor de componist typisch aanlokkelijke melodieën en pakkende ritmen, maar ze bevatten ook zwakkere passages die men in de latere symfonieën niet zal aantreffen.
Die vertegenwoordigen het hoogwaterpeil van de romantische symfonie. De zevende symfonie werd geschreven tussen de vierde en de vijf de en staat bekend als Manfred symfonie omdat hij in programmatische zin is geïnspireerd op Byrons gelijknamige gedicht. Het werk bevat heel wat prachtige episodes, maar is al geheel wat vormeloos en put het hoofdthema haast teveel uit.
Wanneer het niveau van Tchaikovsky’s inventiviteit te ver onder het niveau van zijn beste werken zakt, kan de muziek vrij banaal worden. Het is aan de dirigent om daar tegen te waken.
De Tchaikovsky symfonie cyclus van Petrenko begon in wezen in 2007, niet lang na zijn aanstelling in Liverpool, met de Manfred symfonie op Naxos, niet vermoedend dat deze acht jaar later op Onyx zou worden voltooid.
Het was meteen een succes, omdat de dirigent erin slaagde het onderliggende programma recht te doen en toch een goed evenwicht te bereiken tussen pakkende dramatiek en oppervlakkig melodrama. De verklanking heeft veel allure en gewicht, de duisterder kanten worden mooi aangestipt (prachtige bijdragen van de houtblazers), steeds worden verwachtingen gewekt en bevredigd. Alles is onder controle en gelukkig klinkt het werk ongecoupeerd. De toevoeging van ballade De Voyvode maakt het geheel extra aantrekkelijk.
Maar ook het vervolg van de cyclus blijkt een opmerkelijke prestatie te zijn omdat eigenlijk ieder werk iets fris wordt meegegeven. De drie vroege symfonieën worden met haast een surplus aan overtuigingskracht gebracht en de drie latere zijn minstens gelijkwaardig met de beste onder de alternatieven.
Petrenko neemt het eerste en tweede deel van nr. 1 vrij snel, wat winst aan vitaliteit betekent, zonder dat in het eerste de dagdromen in gevaar komen en in het tweede de mist wordt weggevaagd.
Zo zouden door de hele reeks heen voorbeelden kunnen worden gegeven van facetten die de opvatting van Petrenko positief onderscheiden van de middelmaat.
Tijdenlang was het vooral de in 1986 afgeronde opname uit Oslo van Mariss Jansons (Chandos CHAN 10392, 6 cd’s) die voor het complete geheel telkens als beste keuze kon worden aanbevolen, met Karajan als goede tweede (DG 423.504-2, zonder Manfred). Pletnev (DG 449.967-2, met separaat Manfred op Pentatone PTC 5186-387) was nogal een tegenvaller. Het is opvallend dat Gergiev wel alle symfonieën op de Manfred na heeft opgenomen maar dat gebeurde met verschillende orkesten, verspreid over diverse labels. Jammer is ook, dat Iván Fischer nooit verder is gekomen dan nr. 4 en 6.
Het zijn zomaar wat gedachten bij de verschijning van deze prachtige nieuwe cyclus die voortaan een grote rol zal spelen in de aanbevelingen.