Telemann: Pimpinone oder die ungleiche Heirat, oder die herrschüchtige Cammer-Mädchen. Erna Roscher (s. Vespetta) en Reiner Süß (bs., Pimpinone) met de Berlijnse Staatskapel o.l.v. Helmut Koch. Berlin Classics BC 2071-2 (56’03”). 1964
Telemann: Pimpinone oder die ungleiche Heirat, oder die herrschüchtige Cammer-Mädchen. Julianne Baird (s., Vespetta) en John Ostendorf (bs, Pimpinone) met St. Luke’s barokorkest o.l.v. Rudolph Palmer. Newport NCD 60117 (67’13”). 1991
Telemanns komische intermezzo (in feite gaat het om drie intermezzi) werd waarschijnlijk voor het eerst in Hamburg opgevoerd tijdens de aktes van Händels opera Tamerlano in 1725.
De oude vrijgezel Pimpinone is op zoek naar een dienstmaagd. Hij neemt Vespetta in dienst en zij overtuigt hem er al snel van dat hij met haar moet trouwen. Maar ze is te snel en verliest gauw zijn affectie en mist daardoor ook zijn geld.
De vertolking op Berlin Classics is wat belegen en gedegen met wat zware Duitse humor. De nieuwere op Newport is vlotter. Julianne Baird is kokette maar ook prikkelende Vespetta, alleen intoneert ze soms even onzuiver, maar haar aangename timbre en haar levendige karaktertekening zijn een voortdurend genoegen. Ook John Ostendorf blijkt een innemende persoonlijkheid, gretig en wellustig, die ook mooi falsetto kan zingen, maar die naarmate de geschiedenis vordert ook geïrriteerd en vervuld van zelfmedelijden. Minder overtuigend klinkt het slordige orkest dat moeite heeft met de oude instrumenten. Er wordt afwisselend in het Duits en Italiaans gezongen. Een hoogtepunt is de aria ‘So quel che se dice’.
Van het ‘lustiges Zwischenspiel’ in 23 delen bestaat ook een mooie opname van Hans Ludwig Hirsch met Uta Spreckelsen (s), Siegmund Nimsgern (bs) Florillegium musicum (Teldec 8.35774-2), maar die is alleen in combinatie met andere werken op 3 cd’s ter beschikking.