Tchaikovsky: Pianosonate in G op. 37; De seizoenen op. 37b. Nikolai Lugansky. Naïve AM 215 (81’57”). 2015
Opvallend genoeg schreef Tchaikovsky maar drie pianosonates. Daarvan is op. 37 het belangrijkst; de sonates in cis op. 80 en in f blijven daar kwalitatief bij achter. Het werk uit 1878 kreeg wel meteen de bijnaam Grand sonate, Normaal uitte de componist zich op de vleugen in kleine vormen, in miniaturen.
Nikolai Lugansky die zich in zijn lange loopbaan nog niet om Tchaikovsky op cd had bekommerd, speelt hier zowel het grootse werk als de twaalf korte stukken van De seizoenen.
Beide composities illustreren goed de twee kanten van Tchaikovsky’s stijl. Enerzijds met een modieus uitstapje naar de salonmuziek anderzijds naar de wereld van het grote podium in de massieve sonate naar het voorbeeld van illustere voorgangers als Chopin en Liszt. Beide composities ontstonden zoals meestal tijdens een crisisperiode in het leven van de componist.
In de sonate moeten zeker in de beide eerste delen grote bogen in eenheid worden overspannen. Dat lukt Lugansky wonderbaarlijk goed. Dat hij daarbij zijn overgave aan banden legt, valt te prijzen en blijkt effectief. In de delen drie en vier ervaren we daarna nog genoeg imposants, dat echter helder wordt opgediend. Hoe mooi de sonate lukt, blijkt bij vergelijking met de opnamen van Sviatoslav Richter (Melodiya 74321-29469-2), Elisabeth Leonskaja (Teldec 9031-72296-2) en Mikhail Pletnev (Melodiya 74321-66975-2).
Lugansky speelt De seizoenen tamelijk bedachtzaam als om ze goed te proeven. Hij vermijdt felle inkleuring, is meer geneigd tot aquarelleren. Dat leidt tot een hoogtepunt als het afscheid van de najaarswarmte in ‘Oktober’. Alsof hij een zelfgesprek voert. Ook dit is haast op een hoger niveau dan bij Pletnev (Virgin 482055-2) en Ashkenazy (Decca 466-562-2).