Tchaikovsky: Strijkkwartet nr. 1 in D op. 11; Sextet Souvenir de Florence in d op. 70. Novus kwartet met Lise Berthaud (va) en Ophélie Gaillard (vc). Aparté AP 254 (64’24”). 2015
Hoewel Tchaikovsky vooral bekend is om zijn orkestwerken, verdient juist zijn kamermuziek best wat meer aandacht. In 1871 besloot hij om een strijkkwartet te schrijven te schrijven voor een concert waarin alleen zijn eigen muziek ten gehore werd gebracht en waarvan de opbrengsten hem in stat moesten stellen verder te gaan met componeren.
Het resultaat was een heel aantrekkelijk werk in de gebruikelijke vier delen, uitmuntend geschreven, melodieus, gracieus en onstuimig. Het tweede deel is het andante cantabile, een gepassioneerde, op een volksmelodie gebaseerde melodie dat later als afzonderlijk stuk heel beroemd werd in diverse bewerkingen.
Tolstoi zou door dit kwartet tot tranen geroerd zijn wat zeker in die tijd wel begrijpelijk was aangezien de muziek met een ontroerende directheid de ziel en het bewustzijn weet te raken.
Ook de overige drie delen zijn zeer de moeite waard. Het eerste begint met een frase van aangrijpende lyriek en het kwartet als geheel is geschreven met een helderheid die doet denken aan Tchaikovsky’s idool, Mozart. Het scherzo en de finale, tegelijkertijd intens en speels, geven blijk van ritmische vindingrijkheid en vernieuwing.
Natuurlijk bestonden al fijne opnamen van dit kwartet door het Borodin kwartet (Teldec 4509-90422-2) en het Jerusalem kwartet (RCA 7243-574349-2), maar ook Het in Frankrijk door vier Noord-Koreanen gevormde Novus kwartet geeft een grillige en gedetailleerde lezing van het werk: scherp, elegant en levendig. In het andante cantabile krijgt de glorieuze melodie door de eenvoud van het spel alle gelegenheid om te schitteren zonder dat het ook maar een moment sentimenteel wordt.
Als koppeling werd niet gekozen voor een ander kwartet, maar voor het ook populaire Souvenir de Florence in de oorspronkelijke sextet bezetting. Daarvoor werden Lise Berthaud (va) en Ophélie Gaillard (vc) bij het kwartet betrokken.
Net als bijvoorbeeld bij het Raphael ensemble (Hyperion CDA 66648) en Sarah Chang c.s. (EMI 557.243-2) krijgt dit werk een vreugdevolle vertolking met veerkrachtige ritmen in het eerste deel en - opnieuw - een zangerig andante cantabile.