Tchaikovsky: Pezzo capriccioso in b op. 62 TH. 62; Rococovariaties op. 33; Serenade voor strijkorkest in C op. 48. Nina Kotova (vc) met het Tchaikovsky symfonie orkest o.l.v. Vladimir Fedosejev. Delos DE 3531 (59’37”). 2006
Voor Tchaikovsky was Mozart ‘De Christus onder de componisten’. Hij adoreerde de klassiek stijl uit de achttiende eeuw, iets wat hem onderscheidde van menige romantische tijdgenoot. In zijn vier Orkestsuites verkent hij deze stijl. Ze bevatten prachtige melodieën, doordrongen van de geest van de dans.
Datzelfde gevoel vinden we terug in de Rococovariaties die zijn geschreven voor de cellovirtuoos Wilhelm Fitzenhagen wiens iets bekorte versie meestal wordt gespeeld.
De variaties zijn gebaseerd op een delicaat thema van achttiende eeuwse proporties, maar ook voorzien van een krachtig harmonisch potentieel. Tchaikovsky keert vervolgens de boel om en dwingt de cellist de stratosfeer in. In de woorden van Eric Blom: ‘Het uitzinnige grote bereik van het instrument wordt hier optimaal benut en wel met de allerhoogste mate aan levendigheid en brille’.
Deze Rococovariaties vormen een grote proeve van bekwaamheid voor cellisten. Het werk mot worden gespeeld met een zekere nonchalante gratie. Er moet ruimte zijn voor poëzie, schalkse humor en razende speelsnelheid.
Alle groten hebben er zich op cd aan gewaagd. Natuurlijk zijn het mensen als Rostropovich (DG 413.819-2), Isserlis (Warner 743-561.490-2), Várdal (Brilliant Classics 94876), Wallfisch (Chandos CHAN 834), Chang (EMI 556.126-2) die hier sterk opvallen, maar met een virtuoze, heel geschakeerde en duidelijk persoonlijke opvatting schaart Nina Kotova zich onder de besten, met als bijkomend voordeel een heel natuurlijk klinkende opname. Eerst verrast ze ons met het zeker licht grillig uitgevoerde Pezzo capriccioso; aan zichzelf overgelaten sluit het orkest af met een sfeervol gespeelde Serenade.