Tchaikovsky: Cherevichki (De pantoffels) op. 14. Ekaterina Morosova (s., Oksana), Valery Popov (t., Vakula), Albert Schagidullin (b., de duivel), Ludmilla Semsiuk (ms., Solocha), Vladimir Ognovienko (bs., Chub) e.a. met koor en orkest van het Teatro Lirico di Cagliari o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Dynamic CDS 287/1-3, Brilliant Classics 94375 (3 cd’s, 2u. 54’46”). 2000
Tchaikovsky baseerde zijn opera in vier aktes als herziening van Vakula de smid uit 1874 in 1885. Het scenario is gebaseerd op het verhaal ‘Kerstavond’ van Gogol uit datzelfde jaar en het libretto is van Yakov Polonsky. Op dat gegeven schreef ook Rimsky-Korsakov in 1895 zijn opera Kerstavond die door Valery Gergiev ooit concertant is uitgevoerd in o.a. Utrecht maar waarvan slechts opnamen van de orkestsuite bestaan, o.a. van Kees Bakels (BIS CD 1577).
Het wek haast om niets dat de moeite echt waard is: Vakula krijgt de boodschap van zijn beminde Oxana dat ze niet met hem zal trouwen wanneer hij niet zorgt dat hij haar eerst een paar pantoffels van de tsarina bezorgt. Daartoe roept deze de hulp in van de duivel om hem naar St. Petersburg te brengen waar zijn wens zonder veel problemen wordt ingewilligd zodat men zich afvraagt waarvoor die poppenkast nodig was.
Natuurlijk is er een gelukkig einde en niemand schijnt getroffen door het gebeurde.
Tchaikovsky voorzag het triviale werk van charmante muziek zonder veel dramatische uitstraling, maar men begrijpen dat hij er zelf heel tevreden over was. Als we deze opname beluisteren is ook wel te begrijpen waarom.
Ekaterina Morosova is een charmante Oksana die de gevoelens van haar aanstaande echtgenoot goed weet te bespelen en ze mist gelukkig dat overdreven Slavische vibrato maar wel met een mooie hoge C. De rol van Vakula vraagt om een lyrische tenor met een heroïsch timbre en daarover beschikt Valery Popov. Vladimir Ognovenko is in de rol van Oksana’s vader Chub uitgerust met een krachtige stem die alleen niet erg vriendelijk klinkt. Albert Schagidullin weet als duivel ook met zijn stem aardig te manipuleren en Ludmilla Semsiuk beschikt als Solocha over een imposante laagste register.
Net als in Eugen Onegin is er een mooie Polonaise (in de derde akte). Dirigent Gennady Rozhdestvensky weet weer uitgekiend wat hij moet maken van een uitgebreide begeleiding.