Telemann: Suite ‘Les nations anciens et modernes’ in G TWV. 55/G4, Hoboconcerten in c TWV. 51/C1 en 2 in c TWV. 51/C2, Suite ‘La Gaillarde’ in D TWV. 55/D13, Suite ‘Völker-Ouverture’ in Bes TWV. 55/B5. Vinciane Baudhuin met Bach Concentus o.l.v. Ewald Demeyere. Challenge CC 72669 (62’11”). 2013
Deze uitgave is zo interessant omdat er twee genres op worden samengebracht waarvoor Telemann een duidelijke verhouding mee had. Hij had een duidelijke voorkeur voor de Franse stijl en in het bijzonder voor de suitevorm. Zijn relatie met de Italiaanse vorm van het soloconcert lag misschien iets moeilijker. Een teveel aan solistische virtuositeit beviel hem niet.
In zijn autobiografie uit 1718 beklaagde hij zich over het gebrek aan melodie en harmonie in veel concerten die hij had gehoord. Daarom vermijdt hij in zijn eigen concerten het model van Vivaldi met drie delen en een verdeling tussen solo en ripieno.
In de beide Hoboconcerten volgt hij het voorbeeld van de triosonates van Corelli. Beide staan in mineur. Het adagio waarmee TWV 51/C2 begint is heel beeldend, de finale wordt gedomineerd door contrapunt. Opmerkelijker is het concert TWV. 55/C1 met zijn dissonate begin dat herinnert aan ‘Le cahos’, het eerste deel van de balletsuite Les Éléments van Rebel (Minkowski, Erato 2292-45974-2). In het tweede deel imiteren solist en orkest elkaar steeds. De beide overige delen laten horen dat Telemann ook voor het theater schreef.
Telemann schreef meer dan honderd orkestsuites voor verschillende bezettingen. Gebruikelijk was een bezetting voor twee hobo’s, fagot, strijkers en b.c. Soms speelde een enkel instrument als de fluit of de hobo de solistische rol. Beide Suites op deze cd zijn voor strijkers en b.c.; ze zijn bewaard in de hofbibliotheek in Darmstadt.
Er bestaat een duidelijke overeenkomst tussen het tweetal. Elk daarvan bevat een stel delen met muzikale persoonsbeelden van Duitsers, Denen en Zweden. De oude hebben een langzaam tempo, de jonge een snel. Het laatste deel is gewijd aan ‘les vieilles femmes’, twee oude vrouwen ‘die wat rondschuifelen en op hun buik krabben terwijl een jongeman hen uitlacht’. De titel ‘Völker’ is niet van Telemann zelf, maar werd in 1969 door Adolph Hoffmann toegevoegd. De muziek gaat over Turken, Zwitsers, Moscovieten (met geïmiteerd klokgeklingel van het Kremlin) en Portugezen.
Het werk begint met een ouverture en een paar menuetten en het eindigt met ‘Les boiteux’ (de lammen) en ‘Les coureurs’ (de renners).
De derde suite draagt de titel ‘La gaillarde’, maar die is vermoedelijk toegevoegd door de kopiïst, want in het werk komt geen gaillarde voor tussen de dansen. Mogelijk wordt wel verwezen naar de Sicilianen (sicilienne), de Engelsen (angloise) en Polen (polonaise). Er is ook een musette als blijk van Telemanns belangstelling voor volksmuziek.
Het meest heb ik genoten van beide Hoboconcerten. De Ouvertures hadden best wat gedifferentieerder en briljanter mogen worden gespeeld. Vooral ‘les vieilles femmes’ klinkt teleurstellend.