Tchaikovsky: Schoppenvrouw op. 68. Gegam Grigorian (t), Maria Gulegina (s), Irina Arkhipova (ms), Nikolai Putilin (b), Vladimir Chernov (b), Olga Borodina (ms), Vladimir Solodovnikov (t) e.a. met het Ensemble van het Kirov theater, St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Philips 438.141-2 (3 cd’s, 2u. 46’04”). 1992
Tchaikovsky: Schoppenvrouw op. 68. Peter Gougaloff (t), Galina Vishnevskaya (s), Regina Resnik (ms), Dan Iordachescu (b), Bernd Weikl (b) e.a. met het Tchaikovsky koor en koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. Mstislav Rostropovitch. DG 463.679-2 (3 cd’s, 2u, 40’03”). 1977
Schoppenvrouw, of eigenlijk Pikovaya dama is net als gewoonlijk bij Tchaikovsky gebaseerd op een verhaal van Poesjkin. Een jonge legerofficier, Herman, raakt geobsedeerd door de mogelijke ontdekking van een geheim waarmee hij altijd kan winnen bij het gokken tijdens kaartspelen. Dat geheim wordt gekoesterd door een gravin die niet toevallig de grootmoeder is van zijn geliefde Lisa.
Hij breekt in in de kamer van de gravin om dat geheim van “de drie kaarten” te bemachtigen dat ze van de schrik sterft. De gravin keert als een geestverschijning terug en verklapt Herman het geheim. Hij laat dan Lisa in de steek (waarna ze zichzelf verdrinkt) en verdwijnt naar de gokkamers om zijn fortuin te verdienen. Maar wanneer hij de derde kaart omkeert in de stellige overtuiging dat het de aas is die voor hem zal winnen, blijkt het de schoppenvrouw te zijn. In uiterste wanhoop slaat ook Herman dan de hand aan zichzelf.
Deze operaging in 1890 in Moskou in première, tien jaar na Eugen Onegin en in die tijd was Tchaikovsky’s techniek veel uitgekiender geworden. In Schoppenvrouw combineert hij negentiende eeuws realisme met de elegantie van Mozarts wereld en de Rococostijl uit de tijd van Catharina de Grote.
Er schuilt werkelijk een groot verlangen naar het verleden in de partituur. De nadruk op het (nood)lot en daarmee op het motief van de “drie kaarten” – een vaak terugkerend thema bij deze componist – kleurt het werk sterk.
De rollen van Herman (een hoge, dramatische tenor) en de gravin (een godsgeschenk voor een altveteraan) hebben een prachtige interactie in verschillende taferelen, vooral in de haast bloedstollende episode waarin Herman wordt geconfronteerd met de geest van de gravin.
Maar het werk is bezaaid met buitengewone momenten; het is zoals de componist aan zijn broer schreef: “Tenzij ik het verschrikkelijk mis heb, is deze opera een meesterwerk”.
Gergiev heeft herhaaldelijk aangetoond dat hij een zeer geëngageerde en gepassioneerde vertolker is van deze rijke en gelukkig ook vaak subtiele partituur. Het complete ensemble draagt een geweldig mooie uitvoering, zoals we dat uit het Kirov theater gewend zijn. De kwikzilveren tenor van Gegam Grigorian is een genoegen om naar te luisteren, ook al is hij niet de theatraalst denkbare Herman. De cruciale rol van de gravin is toevertrouwd aan ervaringsdeskundige Arkhipova, wat een vondst! Geen woord van kritiek op de andere zangers.
Gergiev maakt duidelijk dat de zo belangrijke ontmoeting, culminerend in de dood van de vrouw, indruk maakt als een der belangrijkste scènes in het hele oeuvre van Tchaikovsky.
Er bestaan diverse andere opnamen van het werk. Daarvan is die van Rostropovitch het interessantst, vooral ook doordat hij het aandurfde om Regina Resnik als gravin in te zetten (als geestverschijning geholpen door de galmkamer). Vishnevskaya had als Lisa nog nauwelijks aan glans verloren en Peter Gugaloff mag dan niet over de mooiste tenorstem beschikken, hij verleent Herman wel een duidelijk profiel. De Westerse Hanna Schwarz (Pauline) en Lucia Popp weren zich voortreffelijk.