Telemann: Hamburgische Kapitänsmusik TWV. 15/20. Mechtild Bach, Mechtild Georg, Gerd Türk, Michael Schopper met Stagione o.l.v. Michael Schneider. CPO CPO 999-211-2 (2 cd’s, 1u. 53’50”). 1993
Telemann: Magnificat TWV. 9/17; Oratorium Jauchze, jublier und singe TWV.15/5a. Mieke van der Sluis, Graham Pushee, Wilfried Jochens, Philips Langshaw, Harry van der Kamp met het Alsfelder Vokalensemble en het Bremens Barokorkest o.l.v. Wolfgang Helbich. CPO CPO 999.109-2 (60’50”). 1991
Telemanns vruchtbare productie van cantates en koorwerken was wat het cantate-aandeel betreft niet zo indrukwekkend, zeker niet wanneer we ons realiseren dat hij meestal solocantates schreef en niet complexere, grootschaliger werken als die van zijn tijdgenoot Bach.
Wel schreef hij heel wat grote koorwerken en een van de interessantste daaronder is de Hamburgische Kapitänsmusik (1755). Dit werk werd geschreven voor een galadiner van de Hamburgse burgerwacht. De vrolijke en idiomatische tekst waarin tot besluit iedereen wordt aangemoedigd om van het eten te genieten, is van Telemann zelf.
In de recitatieven, aria’s en koren wordt een sfeer opgeroepen die nu eens plechtig is, maar vaker feestelijk en bij vlagen worden we aan Händel herinnerd.
Ook het fraaie Magnificat in C, een vroeg werk, ademt de geest van Händel. Het werk ontstond mogelijk in Telemanns studententijd. Het oratorium Jachze, jubilier und singe is een onderdeel van de eerdere Hamburgische Kapitänsmusik uit 1730.
Aan deze heel spirituele uitvoeringen uit concurrentiestad Bremen valt vooral de geëngageerde inbreng van de solisten op. Het Magnificat bevat prachtige aria’s, vooral voor de alt in ‘Qua respexit’ en de sopraan in ‘Et misericordia’. De Kapitänsmusik krijgt in beide gevallen een luchtige aanpak. Hier vallen juist ook de koren op.