Toch: Celloconcert op. 35; Danssuite op. 30. Christian Poltéra (vc) met Spectrum Concerts Berlijn o.l.v. Thomas Carroll. Naxos 8.559282 (57’28”). 2006
Na met sommige composities zoals met de Georgrafische fuga (1930) in Duitsland succes te hebben gehad, week de Joodse componist Ernst Toch (1887-1964) naar de V.S. uit waar hij lange tijd nodig had om wat meer aandacht op zich te vestigen. Een collega als Korngold koos de eenvoudiger weg door bijvoorbeeld filmmuziek voor Hollywood te gaan schrijven.
Hier zijn twee mooie composities uit de jaren 1920 bijeengebracht die getuigen van zijn mooie compositiewijze en zijn verbeeldingskracht. Het vierdelige Celloconcert is letterlijk en figuurlijk in goede handen bij Christian Poltéra die veel onbegeleide passages te verantwoorden heeft en slechts summier op kamermuziekniveau wordt begeleid. Het idioom van het eerste deel is minder tonaal dan dat van de overige; dit toont aan hoe de componist de stijlverschillen uit die tijd bekwaam wist te overbruggen. De finale is contrapuntisch en herinnert aan het werk van tijdgenoot Hindemith die ook voor de Nazi’s moest uitwijken.
De Danssuite uit dezelfde periode als die van Bartók telt zes delen die allesbehalve oppervlakkige lichtgewicht muziek laten horen. Het Berlijnse ensemble behandelt dit alles heel competent en het is mooi geregistreerd.
Wie de smaak te pakken heeft, zou eens een stel van Tochs zeven symfonieën kunnen proberen van Francis (CPO 999.774-2) of nr. 5 Jephta en de Cantate van de bittere kruiden (Schwarz, Naxos 8.559417).