Tanejev: Pianotrio in D op. 22; Pianokwintet in g op. 30. Mikhail Pletnev (p), Vadim Repin (v), Ilya Gringolts (v), Nobuko Imai (va), Lynn Harrell (vc). DG 477.5419 (1u. 22’28”). 2004
Tanejev: Pianokwartet in E op. 20; Pianotrio in D op. 22. James Boyd (va) met het Barbican pianotrio. Dutton CDSA 6882 (73’24”). 2004
Sergei Tanejev 1856-1915 componeerde zijn drie kamermuziekwerken met piano rond zijn vijftigste: het pianokwartet in 1906, het pianotrio in 1907 en als het meest substantiële stuk het pianokwintet in 1911. Om ze compleet te verwerven moet men deze twee elkaar met het trio overlappende cd’s hebben.
De componist was toen geen directeur meer van het Moskou’s Conservatorium en hij had dus alle tijd om zelf op te treden. Daarom bedacht hij grote, dominante pianopartijen voor deze doorwrochte werken. Een sterke eigen persoonlijkheid spreekt er niet uit, maar de muziek heeft zwier en vaart en een constant hoog niveau.
De geldt ook voor dit tweetal toevallig vrijwel gelijktijdig verschenen opnamen met een internationaal ad hoc team van reputatie en een gevestigde Engelse groep. Beide ensembles realiseren heel geëngageerde, homogene vertolkingen, maar de DG opname klinkt iets directer dan die van Dutton.