Schubert: Kwartet voor fluit, gitaar, altviool en cello in G D. 96; Variaties over Trockne Blumen op. posth. 160, D. 802. Marten Root (fl), Fred Jacobs (git), Staas Swierstra (va), Viola de Hoog (vc). Globe GLO 5040 (56’23”). 1990
Het onvoltooide vijfdelige kwartet voor fluit, gitaar, altviool van Schubert uit 1814 behoort tot diens minder bekende werken. Het ontstaan is vooral te danken aan het feit dat aan het begin van de negentiende eeuw de gitaar erg in zwang was en dat ook componisten als Rossini, Paganini, Weber, Berlioz en Verdi voor dat instrument schreven. Schubert was sinds hij tiener was ook gitarist en studeerde bij niemand minder dan Mauro Giuliani. Origineel is het werk helaas niet, want het gaat om een arrangement van het Trio op. 21 (Notturno) van Wenzel Thomas Matiegka (1773-1830).
Dat het werk geen grote populariteit kreeg, ligt niet alleen aan de ongewone bezetting, maar ook aan het gegeven dat het om een aardig, leuk en huiselijk klinkend stuk gaat dat geen aanspraak kan maken op het begrip meesterwerk. Toch is het best aardig om het eens te horen en van de diverse opnamen is dit mogelijk de aantrekkelijkste omdat deze niet is gecombineerd met het afgedraaide Forellenkwintet (zoals bij Göran Söllscher c.s. op DG 431.783-2 of de Van Swieten Society op QuintOne 11001).
Hier bestaat de toevoeging uit de op zich bekendere driedelige Variaties over Trockne Blumen. Daaraan is een Vergelijkende Discografie gewijd waaruit de opname van Emmanuel Pahud (Naïve V 4863) als mooiste naar voren kwam, zonder dat de onderhavige Globe cd expliciet werd genoemd. Dankzij de uitstekende inbreng van Marten Root in beide werken scoort echter ook Globe bijzonder goed.