CD Recensies

SCHÖNBERG: GURRELIEDER, STENZ

Schönberg: Gurrelieder. Barbara Haveman, Brandon Jovanovich, Thomas Bauer, Gerhard Siegel, Claudio Mahnke, Johannes Martin Kränzle met Meisjes van het Nederlands Nationaal Jeugdkoor, de Domkantorei Keulen, het Keuls Domkoor, het vocaalensemble van de Keulse dom, de Keulse Kartäuserkantorei en het Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Markus Stenz. Hyperion CDA 68081/2 (2 cd’s, 1u. 47’52”). 2014

 

Schönberg voltooide dit kolossale werk in 1911 toen hij net 26 jaar oud was. Het is deels liedcyclus, deels cantate, deels post-Wagneriaanse Liebestod. De tekst handelt over de gedoemde liefde van de middeleeuwse Deens koning Waldemar voor de schone Tove, haar schijnbaar onafwendbare moord en Waldemars vervloeking daarna door God, waardoor hij met zijn vazallen iedere nacht nog in een ‘wilde jacht’ rondrijden.

De partituur voor een gigantisch orkest en een leger zangers evenaart minimaal Mahlers  achtste, de Sinfonie der Tausend en vereist solisten die zich niet laten afschrikken door deelname aan een Wagneriaanse opera. Het gaat al met al om een van de hoogtepunten uit de laatromantiek, maar begint wel de emotionele en technische basis van de eigen, rijke, post-Wagneriaanse muziektaal in twijfel te trekken. 

Het werk omvat zo’n verscheidenheid aan stijlen en texturen en vergt een dermate omvangrijk uitvoerend apparaat dat ‘een ideale uitvoering’ vrijwel onmogelijk is. In de Vergelijkende Discografie is getracht een beeld te geven van de gebreken en verdiensten van de vele beschikbare opnamen.

Deze voorlopig nieuwste realisatie, gemaakt als zaalopname, geeft een goede samenvatting van de kwaliteiten van dirigent Stenz, van zijn gave om een heel groot ensemble (met in totaal wel zes koren, waaronder een Nederlands) te leiden, van zijn grote affiniteit met muziek op de eindgrens van de romantiek. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het orkestrale tussenspel voorafgaand aan het ‘Lied van de woudduif’ en in ‘De wilde jacht van de zomerwind’. De uitstekende Keulse houtblazers hebben hun dag. Het klankgemiddelde is helder en levendig.

Ster van de vertolking is de vrij onbekende Amerikaanse tenor Brandon Jovanovich als Waldemar, hoewel hij wat moeite heeft met het laagste baritonale register schittert hij in het hogere heldentenor bereik. Als Tove kan Barbara Haveman niet helemaal op tegen de lichtere Sharon Sweet bij Abbado (DG 439.944-2) en Karita Mattila bij Rattle (EMI 557.303-2). 

Ontroerend is de Waldtaube van Claudia Mahnke die sterk herinnert aan Brigitte Fassbänder bij Chailly (Decca 430.321-2), Gerhard Siegel is een redelijk goede Klaus-Narr, maar zal in Philip Langridge bij Abbado en Rattle zijn meerdere moeten erkennen en Thomas Bauer doet zijn naam alle eer aan als boer. Bariton Johannes Martin Kränzle weet goed raad met het Sprechgesang van de spreker.

Gelukkig laat ook de opname haast geen wens onvervuld op een iets teveel op de achtergrond gehouden koor. Zo voegt Stenz zich vrij nadrukkelijk bij het selecte gezelschap uitverkorenen dat verder bestaat uit Rattle, Abbado en Chailly.