CD Recensies

SCHUBERT: MEERSTEMMIGE LIEDEREN, ZOMER C.S.

Schubert: Meerstemmige liederen. ‘Das Dörfchen’ op.11/1 D. 641; ‘Schicksalslenker, blicke nieder’ op. posth. 146 D. 763; ‘Ständchen’ op. posth. 135 D. 920; ‘Sehnsucht’ D. 656; ‘Nachthelle’ op. posth. 234, D. 892; ‘Nachtstück’ D. 672; ‘Mondenschein’ op.102 D. 875; ‘Wanderes Nachtlied 2 Über allen Gipfeln’ D. 768; ‘Grab und Mond’ D. 893; ‘Totengräberlied’ D. 38; ‘Die Geselligkeit’ D. 609; ‘Liebe, Der Triumpf der Liebe’ D. 983a; ‘Der Tanz’ D. 826; Vioolsonate in a op.137/2 D. 385. Johannette Zomer (s), Egidius kwartet, Igor Roukhadze (v) en Arthus Schoonderwoerd (p). Et’cetera KTC 1288 (69’42”). 2005

 

Van Sehnsucht op tekst van Goethe ‘Nur wer die Sehnsucht kennt’ D. 123 uit 1814 en D. 310, van Mayrhofer ‘Der Lerche wolkennahe Lieder’ D. 516 uit1817, van Seidl ‘Die Scheibe friert’ D. 879 uit 1826 maakte Schubert wel negen versies (o.a. verder Schiller, ’Ach aus dieses Tales Grunden’ D. 52, 1813 en D. 636, 1821 en D. 656, 1819). Ook van het Ständchen, de bekende avondlijke serenade, kennen we ten minste drie versies D. 889 één keer ‘Horch die Lerch im Ätherblau’ van Shakespeare/Schlegel en tweemaal Grillparzers ‘ Zögernd leise’ D. 920 en D. 921.

Hier in deze opname met meerstemmige liederen maken beide deel uit van een programma dat sopraan Johannette Zomer maakte met de leden van het Egidius kwartet, bestaande uit Peter de Groot (altus), Otto Bouwknecht (tenor), Hans Wijers (bariton) en Donald Bentvelsen (bas) wijden aan Schuberts meerstemmige liederen.

De vijf zangers, natuurlijk met de sopraan voorop, bevestigen hier met afgeronde toon, vrijwel volmaakte intonatie en een royaal dynamisch bereik hun goede reputatie. De bezetting is klein gehouden, want een kamerkoor had ook de sopraan en de mannenstemmen kunnen bijstaan, zoal dat bij Birgit Remmert en Werner Güra in een aardig aanvullend recital gebeurt (Harmonia Mundi HMC 90.1669).