Stockhausen: Mantra nr. 32. Aloys en Alfons Kontarsky. DG 2530255 (lp), Stockhausen Verlag 16 (65’09”). 1971
Stockhausen: Mantra nr. 32. Xenia Pestova en Pascal Meyer (p), Jan Panis (elektr.). Naxos 8.572398 (67’33”). 2009
Dat Stockhausen een autoritair Messianisme bedrijft, was goed waar te nemen toen hij in 1982 ruim een maand ‘composer in residence’ was op het Koninklijk Conservatorium in den Haag. De fluitiste Kathinka Pasveer werd daar door de componist ontdekt en deelde daarna tot diens dood zijn leven. Nu zit ze logisch in de Raad van bestuur van de Stockhausen Stichting. Elektronicus Jan Panis deed hier zijn eerste nuttige ervaringen met de componist op.
Dat Stockhausen met een persoonlijke heilsleer de vooruitgang van de hedendaagse muziek in twijfel trekt heeft samen met zijn grove polemieken de zaak van de eigentijdse muziek weinig goed gedaan. Maar dat zijn verbale uitingen als ideologische momenten zijn eigen werk belasten, is evenzeer duidelijk. De kunst van het manipuleren werd soms tot norm verheven wanneer het om de inbreng van elektronisch opgewekte geluiden ging, bij voorkeur met de componist zelf aan de mengtafel, zorgend voor extra psychedelische effecten.
In muzikaal opzicht overtreft Mantra 32 uit 1971 wel de daaraan voorafgegane werken als Opus 1970, Hymnen, Stimmung en het reusachtige Aus den sieben Tagen (344 minuten lang).
Zoals gewoonlijk paste Stockhausen elektronica (zoals bijvoorbeeld sinusgenerator en ringmodulator) toe. De eerste opname van het werk werd gemaakt door de geweldige broers Kontarsky die tot een zeer boeiend resultaat kwamen. Zij hebben een goede greep op de over 26 deeltjes verspreide streng bepaalde organisatievorm. Die toegvoegde elektronica zorgt dat het androïd-hybride aspect van de inuïtieve muziek werd vergroot. Daarnaast komen aan het werk slagwerkinstrumenten als woodblock en crotales (mini bekkens) te pas.
Ondanks de complexe structuur is het werk best toegankelijk en mooi afwisselend door een contrastwerking die gaat van verdroomd en mediterend tot virtuoos flitsend en sprankelend. De kern van het stuk wordt gevormd door een zogenaamde ‘formule’, een thema van dertien noten dat voor structuur, melodie, articulatie en geste zorgt. In de elektronische vorm wordt het ingebed in de pianoklanken. Deze formule dient meteen als inleiding en wordt vervolgens inderdaad als in een mantra (herhaald thema met een bedoeld magisch effect) als ‘muzikale miniatuur van de verenigde macrostructuur van de kosmos’ op allerlei niveaus wordt herhaald.
Xenia Pestova en Pascal zorgen met de alerte Jan Panis voor een goed verteerbare, zij het qua attaque en dynamiek wat bescheiden klinkende vertolking. Wat dat betreft zijn de versies voor 2 piano’s met de Kontarsky’s en met Ellen Corver en Sepp Grotenhuis (TMD 950601) duidelijk beter.
Misschien, hopelijk, komt er eentje van Pierre-Laurent Aimard en Tamara Stefanovich die het werk begin december in Amsterdam speelden.