CD Recensies

STOCKHAUSEN: KLAVIERSTÜCKE I-V, VII-IX, XII E.A. BENELLI MOSELL

Stockhausen: Klavierstücke nr. I-V en VII-IX; Beffa: Suite voor piano of klavecimbel; Stravinsky: 3 Delen uit Petroesjka. Vanessa Benelli Mosell. Decca 481.1616 (58’12”). 2014

 

Scriabin: Préludes op. 11 nr. 1-24; Pianostukken op. 2 nr. 1-3; Étude in dis op. 8/12 ‘Patetico’; Stockhausen: Klavierstück XII, ‘Onderzoek van Donnerstag aus Licht’. Vanessa Benelli Mosell. Decca 481.2491 (73’13”0. 2015

 

In 1982 was KarlHeinz Stockhausen enige tijd ‘Composer in residence’ in het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Een ideale periode om componist en werk nader te leren kennen. Wanneer we ons tot de elf Klavierstücke, die hij in de periode 1952 en 1961 componeerde en die hijzelf ‘tekeningen’ noemde, beperken, staan de vertolkingen door toen nog beginnend vakstudente Ellen Corver me nog vrij duidelijk voor de geest. Bij het instuderen vertaalde de componist de muziek in beelden en zong hij motieven voor hoewel de muziek haast onzingbaar leek.

De lengtes van de stukken waren heel wisselend. De nummers 1-4 duren samen tien minuten, nummer 3 slechts een halve minuut. Maar nummer 13 vergt een half uur. Het laatste drietal is ook een geval apart en onderdeel van het operaproject Licht. In deze stukken testte Stockhausen de voor zijn omvangrijker werken te gebruiken technieken.

Dat de eerste aan deze materie gewijde opname van Vanessa Benelli Mosell de titel (R)EVOLTION meekreeg en de tweede LIGHT is niet zo verwonderlijk.

Ook Vanessa Benelli Mosell studeerde namelijk acht van Stockhausens  Klavierstücke bij de componist zelf in, dus mag worden aangenomen dat ze precies weet wat van haar wordt gevergd. De twee langste – nr. 6 van ruim twintig minuten en de monumentale nr. 10 van 22 minuten – liet ze achterwege of spaarde ze voor een volgende editie. Ook de ruim een half uur durende vierdelige nr. 11 met zijn doolhof aan alternatieve muzikale routes mankeert (nog). Het beruchtst is nr. 9 waarvan het beginakkoord liefst honderdnegenendertig keer moet worden herhaald.

Dat gebeurt met grote technische vaardigheid en veel panache terwijl ze de klank zo helder mogelijk houdt De verhouding tussen klank en stilte is ook best goed gedoseerd.

Het is in deze werken dat de Italiaanse haar sterkste troeven uitspeelt. Ze kan het behoorlijk opnemen tegen haar voorgangers Aloys Kontarsky (Sony S2K 53346) uit 1965, Bernhard Wambach (Schwann 310015) uit 1986, Elisabeth Klein (Classico CLASSCD 269) uit 1998 en Pi-Hsien Chen (Hat Art 193) uit 2014 met hun gehele of gedeeltelijke series. Als eerste was Henck heel imposant, Elisabeth Klein klonk elegischer, David Tudor en Chen kwamen weer heel sterk naar voren. Maar de energie en het grote enthousiasme dat Benelli Mosell voor Stockhausen toont en haar grondige aanpak plus de uitstekend klinkende opname maken haar bijdragen zeer de moeite waard.

De kennismaking met de driedelige suite van Karl Beffa (1973) is redelijk interessant, al blijkt het idioom van dit werk - halverwege gesitueerd tussen Debussy en Scriabin - niet zo boeiend te zijn met zijn overdaad aan arpeggio’s.

In de drie delen uit Petroesjka van Stravinsky moet de Italiaanse, hoe goed op zichzelf ook, haar meerdere erkennen in de geweldenaren Pollini (DG 447.431-2, 477.9185) en Wang (DG 477.8795).

Tot slot is daar Scriabin met als hoofdbestanddeel de Préludes op. 11, twee dozijn in getal. Ook muziek die een grote muzikaal-technische uitdaging biedt, maar niet onverwacht bewijst de jonge pianiste ook hier haar grote interpretatieve kracht om zo in de buurt van Piers Lane (Hyperion CDA 67057/8) te komen.