Sévérac: Mélodies. Le ciel est, par-dessus le toit; Les hiboux; Chanson pour le petit cheval; La chanson de Blaisine; A l’aube dans la montagne; Temps de neige; Philis; Soleils couchants; L’infidèle; Chanson de la nuit durable; Aubade; Héliogabale; Dis-nous, l’Orient; Héliogsabale, Alleluia; L’éveil de Pâques; Salve regina; Chant de Noël; Un rêve; Le chevrier; Ma poupée chérie. Anne Rodier (s) en François-Michel Rignol. Solstice SOCD 319 (65’16”). 2016
Aan de hand van de hier verzamelde liederen is het interessant om het idioom van Déodat de Sévérac nader te duiden. Natuurlijk onderging hij invloeden van bekendere tijdgenoten als Debussy en Ravel, maar misschien meer nog van Duparc en verder weg van Chabrier en zelfs Canteloube. Maar dat idioom heeft ook iets eigens en is best afwisselend tussen impressionistische klankschildering, achttiende eeuwse pastiche en volksliedarrangementen. Hij schreef liederen op teksten van Verlaine, Gauthier, Mallarmé, Baudelaire (Les hiboux!), maar ook van onbekende lokale schrijvers.
Het mooist zijn Un rêve en A l’aube dans la montagne, hoorbaar in de sfeer van Debussy’s Pelléas et Mélisande. Erg charmant is ook het melodieuze wiegenliedje Ma poupée chérie.
Bariton François le Roux en Graham Johnson maakten van vergelijkbaar materiaal in 1998 een opname (Hyperion CDA 66983), maar de lichte, heldere, charmante sopraan Anne Rodier zingt dit met minstens zoveel stijlgevoel en wordt heet attent begeleid door François-Michel Rignol. Een aansprekend, interessant recital.