Stojowski: Vioolconcert in g op. 22; Romance voor viool en orkest op. 20; Wieniawski: Fantaisie brillante sur des motifs de l’opéra Faust de Gounod op. 20. Bartlomiej Niziol met het BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Lukasz Borowicz. Hyperion CDA 68102 (55’56”). 2015
Stojowski: Vioolsonate nr. 2 in E op. 37; Romance voor viool en orkest op. 20; Vioolconcert in g op. 22. Agnieszka Marucha met Jean-Jaques Schmid (p) c.q. het Orkest van de Elsner muziekschool, Warschau o.l.v. Piotr Warjak. Acte préalable AP 0221 (64’28”). 2008
Het is vooral te danken aan Hyperion met zijn nuttige initiatieven van ‘Het romantische pianoconcert’ en ‘Het romantische vioolconcert’ dat we als thuisluisteraars in staat zijn om werken van de hier vrij onbekende, maar best interessante Poolse componist Zygmunt (Denis Antoni) Stojowski (1869-1946) nader te leren kennen en verkennen. Hij mag dan niet echt een grote componist uit de eredivisie zijn, hij is heel competetief in de tweede divisie.
Zo maakte Jonathan Plowright niet slechts een opname met twee pianoconcerten (Hyperion CDA 67314), maar ook van pianowerken van Stojowski (Hyperion CDA 67437).
In zijn Parijse jaren was de componist geassocieerd met Diémer, Dubois, Massenet en Delibes. Paderewski moedigde hem aan om pianoles te nemen en in 1905 vestigde hij zich in de V.S.
Dit is alweer deel 20 van die Hyperion serie met romantische vioolconcerten. Het vioolconcert en de romance hebben op zichzelf geen bijzondere kwaliteiten, maar vertonen wel de nodige persoonlijkheid gelukkig. Vooral de solopartij is met zijn akkoorden, octaven en veeleisend passagewerk de moeite waard, de thema’s die aan de orde komen zijn minder boeiend. Het tweede deel is het mooist, de finale het zwakst. Men zou het werk kunnen omschrijven als een fusie tussen Bruch en Glazoenov.
Naar verhouding is de in 1919 voor Thibaud geschreven Romance interessanter. In plaats van meer Stojowski koos men bij Hyperion voor de bekendere Pool, Wieniawski met diens gelukkig wat minder voor de hand liggende Fantaisie brillante sur des motifs de l’opéra Faust de Gounod uit 1868.
Dat alles zeer naar behoren gespeeld door solist en orkest; keurig vastgelegd ook.
Maar de eerste die deze werken opnam was de jonge Poolse Agnieszka Marucha die voor de logische aanvulling met de tweede vioolsonate (1911) zorgde. Dat is eigenlijk het beste, eerder Frans dan Pools klinkende werk (het eerste deel lijkt wel een Franck derivaat) van de drie met de arietta als mooiste deel en een gepassioneerde allegro giocoso finale. De thema’s zijn erg aantrekkelijk, net als de dialoog tussen beide instrumenten. Maruscha voert dit alles met overtuigingskracht en grote blijken van gevoeligheid uit.
De vioolsonate nr. 1 is ook beschikbaar van Barbara Trojanowski en Elzbieta Tyszecka (Acte préalable AP 0112).
Uiteindelijk zijn de vertolkingen van Marucha en Niziol beide goed gelukt, dus aan te raden. Maar misschien heeft Marucha met haar gevoeliger (vrouwelijke?) aanpak een streepje voor, ook omdat haar optreden geheel aan Stojowski is gewijd.
Wie belangstelling heeft voor aardige zijwegen in het repertoire zal plezier beleven aan deze uitgaven met mooi gespeelde, heel degelijk opgenomen muziek.