Schubert: Death and the maiden. Nörmiger: ‘Toden Tanz’ uit Tabulaturbuch Auff dem Instrumente; Anon.: Psalm 140 ‘O Heer, verlos mij uit de banden’; Schubert: Strijkkwartet nr. 14 in d D. 810 ‘Der Tod und das Mädchen’ (bew. voor strijkorkest); Dowland: ‘Pavan Lachrimae antiquae novae’ uit Seven teares voor strijkkwintet; Gesualdo: Madrigaal ‘Moro, lasso, al mio duolo’; Kurtág: ‘Ligatura’, bericht aan Frances-Marie’ (De onbeantwoorde vraag) op, 31b; ‘Ruhelos’ uit Kafka fragmenten op. 24. Patricia Kopatchinskaja (v) met het St. Paul kamerorkest. Alpha ALPHA 265 (59’04”). 2016
Laat rustig even uw ogen weiden over dit brede programma waarin de ondernemende Patricia Kopatchinskaja de luisteraar vanuit een centraal gestelde bewerking voor strijkorkest van Schuberts bekendste strijkkwartet op basis van zijn gelijknamige lied op tekst van Matthias Claudius via vier andere bewerkingen van min of meer gelijkgerichte bespiegelingen de luisteraar meeneemt naar werken uit een ver verleden (August Normiger, rond 1600) en heden (György Kurtág, 1989) met tussenliggende stadia van Dowland en Gesualdo die aan hetzelfde thema ten grondslag liggen.
Het is een slim en met grote verbeelding bedacht concept programma waarin allerlei aspecten die met de dood samenhangen zijn overdacht. Ook de bewerkingen zijn heel smaakvol en er wordt nergens tegen de goede smaak (en stijl) gezondigd, ook al klinken de werken natuurijk in vervreemde vorm.
Het is mooi dat de violiste hierin het St. Paul’s kamerorkest dat als geheel en opgesplitst enthousiast musicerend dragend meedoet aan dit project kon binden. Zo ontstaat een gesloten, fraai gerealiseerd geheel. We krijgen successievelijk markante stukken in nieuw gewaad te horen; ze nodigen uit om er eens de originelen bij te halen.
Het moge duidelijk zijn: hier is van iets muzikaal unieks dat best fascineert sprake.