Spontini: Olimpia. Pilar Lorengar (s., Olympia), Fiorenza Cossotto (ms., Statira), Franco Tagliavini (t., Cassandro), Giangiacomo Guelfi (b., Antigone), Nicola Zaccaria (bs., hogepriester) e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Francesco Molinari Pradelli. Sonic OPD 1395 (2 cd’s, 2u. 18’50”). 1966
De in Italië geboren Gasparo (Luigi Pacifico) Spontini (1774-1851) studeerde bij Piccinini aan het conservatorium in Napels. In 1803 ging hij naar Parijs, waar hij in 1805 groot succes oogstte met zijn opera La vestale en in 1809 met Ferdinand Cortez.
Spontini was hiermee een muzikale autoriteit geworden in het empire en tevens de grondlegger van de Grand Opéra. Hij maakte de Restauratie nog mee, maar werd in 1819 door Friedrich Wilhelm III tot hofcomponist en Geralmusikdirektor in Berlijn benoemd. Die functie moest hij vanwege zijn tirannieke houding in 1841 neerleggen. Daarna leefde hij weer in Parijs en zijn geboorteplaats.
Spontini’s opera’s, die in het begin nog enigszins onder de invloed van Cimarosa en later nog enige tijd van Gluck stonden, weerspiegelen met hun pracht en praal de geest van het Napoleontische tijdperk. Onwillekeurig denkt men ook even aan Cherubini.
Behalve de reeds genoemde, bekendste en beste opera’s, componeerde Spontini nog een vijfentwintigtal andere, waaronder Olimpia (1819), Nurmahal (1822), Alcidor (1825) en Agnes von Hohenstaufen (1829).
Hier gaat het om Olimpia. Dit werk is gebaseerd op een historisch toneelstuk van Voltaire over de dochter van Alexander de Grote. Twee mannen dingen naar haar hand; de ene was de moordenaar van haar vader, de andere werd daarvan ten onrechte beschuldigd. Maar ook de weduwe leeft nog en heeft heel wat te vertellen, net als de priesters, militairen en de bewoners van het in Turkije gelegen Efesus.
Maar de zwaarste last in het werk torsen Pilar Lorengar en de beide minnaars Tagliavini en Guelfi, de één een schurk, de ander een held. In de titelrol toont de fraai zingende Pilar Lorengar een zeer humane persoonlijkheid met aristocratische trekken. De mannenrollen zijn goed bezet, want melodramatische effecten zijn vermeden en de kleinere rollen zijn meer dan adequaat bezet. Previtali zorgt voor een dynamische begeleiding.
Een andere, Duitse opname van Albrecht (Orfeo C137.862 H) heeft Julia Varady als troef, maar ook nadelen door de ongelijkmatige Toczysca en de sterk overdrijvende Fischer-Dieskau. Bovendien zijn wat kleine coupures aangebracht.