Strauss, R.: Heimliche Aufforderung. ‘Das Rosenband’ op. 36/1; ‘Ständchen’ op. 17/2; ‘Hat gesagt – bleibt’s nicht dabei’ op. 36/3; ‘Die Georgine’ op. 10/4; ‘Alphorn’ op. 29; ‘Traum durch die Dämmerung’ op.29/1; ‘Freundliche Vision’ op. 48/1; ‘Geduld’ op. 10/5; ‘Zueignung’ op. 10/1; ‘Heimliche Aufforderung’ op. 27/3; ‘Begegnung’ AV 72; ‘Ich wollt ein Sträusslein binden’ op. 68/2; ‘Madrigal’ op. 15/1; ‘Heimkehr’ op. 15/5; ‘Morgen’ op. 27/4; ‘Die Nacht’ op. 10/3; ‘Befreit’ op. 39/4; ‘Leises Lied’ op. 39/1; ‘Drei Lieder der Ophelia’ op. 67; ‘Malven’ AV 305; ‘Allerseelen’ op. 10/8; ‘Am Ufer’ op. 41/3. Met Malcolm Martineau. Berlin Classics BC 0300566 (72’15”). 2013
Strauss, R.: ‘Einerlei op. 63/3; ‘Der Stern’ op. 69/1; ‘Waldesfahrt’ op. 69/4; ‘Schlechtes Wetter’ op. 69/5; ‘Rote Rosen’ TrV 119; ‘Die erwachte Rose’ TrV 90; ‘Begegnung’ TrV 98; ‘Wir beide wollen springen’ TrV. 175; ‘Das Bächlein’ op. 88/1, TrV. 264; ‘Blick vom oberen Belvedere’ op. 88/2; Krämerspiegel op. 66; ‘Wer hat’s getan?’ TrV. 142; ‘Malven’ TrV 297. Elizabeth Watts en Roger Vignoles. Hyperion CDA 67844 (67’00”). 2012
Strauss, R.: ‘Zueignung’ op. 10/1; ‘Die Georgine’ op. 10/4; ‘Breit über mein Haupt’ op. 19/2; ‘ ‘Wie sollten wir geheim sie halten’ op. 19/4; ‘Glückes genug’ op. 37/1; ‘Ich liebe dich’ op. 37/2; ‘Hochzeitlich Lied’ op. 37/6; ‘Leises Lied’ op. 39/1; ‘Befreit’ op. 39/4; ‘Wiegenlied’ op. 41/1; ‘Frühlingsfeier’ op. 56/5; ‘Die heiligen drei Könige aus Morgenland’ op. 56/6; Gesänge des Orients op. 77 nr. 1-5; ‘Allerseelen’ op. 10/8. Christine Brewer (s) en Roger Vignoles. Hyperion CDA 67488 (61’12”). 2004
De meer dan tweehonderd liederen die Richard Strauss gedurende zijn productieve leven schreef, geven het laatromantische Duitse lied een nieuwe prikkel. Na de meesterwerken van Schubert, Schumann en Brahms nam de belangstelling voor dit genre toe. Strauss gng verder waar Mahler ophield en schreef liederen die ofwel als orkestliederen waren bedoeld, ofwel als uitgebreide composities voor de piano die mogelijk later nog zouden worden georkestreerd.
Strauss’ huwelijk in 1894 met de sopraan Pauline de Ahna was ook een soort huwelijk met de vrouwelijke stem. Zijn op. 27 werd geschreven als huwelijksgeschenk.
Na de première van zijn opera Salome in 1905 schreef Strauss gedurende dertien jaar geen liederen meer. Maar langer daarna kwam twee vernieuwende werken tot stand: Krämerspiegel in 1918 als muzikale versies van acht satirische gedichten over muziekuitgevers en, nog weer tien jaar later – de vooruitblikkende Gesänge des Orients met vertalingen van Hans Bethge’s Perzische en Chinese gedichten.
Over deze liederenschat ontfermde Dietrich Fischer-Dieskau begeleid door Gerald Moore zich op zes EMI cd’s van oorsprong met materiaal uit de jaren vijftig vorige eeuw.
Maar Hyperion dat liedcomponisten grondig en volledig aanpakt, ontfermt zich sinds enige jaren ook over Strauss. De tijd van de grote Duitstalige sopranen Della Casa, Schwarzkopf, Janowitz die in dit repertoire uitblonken is voorbij maar toch wekt het enige verbazing dat Hyperion vooral Angelsaksische zangers uitkoos.
Daarbij gaat het om de sopranen Christine Brewer, Anne Schwanewilms, Kiera Duffy en Elisabeth Watts, de tenor Andrew Kennedy en de bariton Christopher Maltman in resp. deel 1-6. Constante factor is wel de uitmuntende begeleider Roger Vignoles.
Zowel Christine Brewer als Elizabeth Watts doen Strauss op een iets lager vocaal en interpretatief niveau ook eer aan en zijn vooral belangrijk als de weinige goede vertolkers van de twaalf delen Krämerspiegel en de vijf Gesänge des Orients (die er ook van Fischer-Dieskau is in zijn volledige opname) en verder nauwelijks voorhanden zijn op cd.
Gelukkig is een voortreffelijke Duitstalige opvolgster gekomen in de gedaante van de lyrische sopraan Christiane Karg die Strauss’ Beierse landschap en achtergrond in de aderen heeft. In haar recital combineert ze heel boeiend bekend en onbekend materiaal. Maar ongeacht wat ze voordraagt zorgt ze voor aangenaam welluidende, expressief rijke verrassingen. Ze weet precies waarop het in dit idioom vol treffende charme aankomt en draagt de teksten op veel natuurlijk wijze voor dan vroeger Elisabeth Schwarzkopf (EMI 965.941-2). Haar stem is licht en plooibaar, ze gaat zuinig om met vibrato, kleurt de teksten met smaak en ze blinkt vooral uit in de intiemere passages. Probeer de beginmaten van het ietwat verwonderde ‘Morgen’ maar eens. Maar ook het grotere emotionele en dramatische bereik in onder meer ‘Das Rosenband’, het samenzweerderige ‘Ständchen’, ‘Freundliche Vision’ en ‘Zueignung’ komt niets tekort.
Als verrassing tussendoor is daar het onbekende lied ‘Alphorn’ van de twaalfjarige componist met een mooie hoornsolo van Felix Klieser. Met Malcolm Martineau treft de zangeres een gevoelige begeleider die haar frase na frase nauwkeurig volgt en steunt. Hij helpt haar in ‘Die Nacht’ een schijn van helder maanlicht over het lied aan te brengen. Zo ontstond een van de mooiste Strauss liederenrecitals uit het afgelopen decennium, al mogen we ook de elders besproken Christine Schäfer (DG 457.582-2) zeker niet vergeten.
Over de liederen voor mannenstem uit deze liederenschat ontfermde Dietrich Fischer-Dieskau begeleid door Gerald Moore zich op zes cd’s (EMI 763.995-2). Het gaat om van oorsprong materiaal uit de jaren zestig vorige eeuw dat bijna zes uur muziek beslaat.